- Home »
Reportagetip: Klauteren in Corsica
Reportagetip: Klauteren in Corsica
Doorheen Europa liggen Grote-Routepaden, bewegwijzerde wandelpaden over een lange afstand. De meest legendarische is ongetwijfeld de populaire GR20, die de Corsicaanse bergen doorkruist. GRANDE.be trok door het eerste en zwaarste deel van de GR20: in zes dagen legden we – meer klimmend dan wandelend – vijftig van de totale honderdzestig kilometer af.
Verbeten wandelaars die de steeds populairdere langeafstandspaden in Europa afstruinen, kunnen niet om de GR20 heen. In de ‘wandelaarsmond’ heet dit Corsicaanse bergpad het moeilijkste van alle GR’s. Wie het voltooit, heeft bewezen een echte wandelaar te zijn. Die bewondering voor de GR20 is misschien wat overdreven – spectaculairder is niet noodzakelijk gelijk aan mooier of interessanter – maar dat neemt niet weg dat de GR20 een onvergetelijke ervaring is. Een confrontatie met de brute natuur én je eigen (beperkte) fysieke capaciteiten.
Refuge Calenzana
Het sympathieke boemeltreintje van Bastia naar Calvi zit al volgepropt met wandelaars en backpackers. Even voor Calvi ligt het station van Lumio. Dan volgt een rustige wandeling van 8 kilometer tot Calenzana, het startpunt van de GR20. Antoine, een ervaren wandelaar uit de Pyreneeën, doorprikt al meteen de vele mythische verhalen die over het bergpad de ronde doen. “Met een beetje wandelervaring lukt het wel”, verzekert hij ons terwijl het treintje door het dal schokt. Dat je voor dagen proviand moet meezeulen of klimtouwen nodig hebt, noemt hij onzin.
Zelf voltooide hij de GR20 twee jaar geleden en nu heeft hij zijn zinnen gezet op de Mare e Monti, een andere wandeltocht op Corsica. Hij geeft ons nog een tip mee: “Wie slim is, volgt de GR van zuid naar noord. Dan loop je eerst warm op het minder zware gedeelte, en niet onbelangrijk: de zon valt je enkel langs achteren lastig.” De meeste GR20-wandelaars – ook wij – slaan die goede raad in de wind. Is het omdat Calenzana, het noordelijke startpunt, beter bereikbaar is? Of omdat de meesten vooral uit zijn op het meest spectaculaire en moeilijkste stuk van de GR20? In ieder geval zetten we ’s avonds met ruim veertig anderen ons tentje op rond de refuge van Calenzana. Fransen, Duitsers, Belgen, Engelsen en een enkele Spanjaard of Corsicaan: de GR20 is populair.
Op handen en voeten
Rond zes uur ’s morgens vouwen we slaperig de tent op. Vroeg opstaan lijkt hier heilig, want enkele wandelaars zijn op dat moment al bijna een uur op pad. De GR stijgt de eerste meters in vredige dorpsstraten. Al snel gaat het flink omhoog door het Corsicaanse struikgewas of maquis met in de verte de zee als ankerpunt. Na een uur of drie wordt het pad zo steil dat we op handen en voeten over de rotsen moeten klauteren: is dit de voorbode van wat ons de volgende dagen nog te wachten staat?
Nog eens vier uur later – op 1.570 meter – bereiken we de Refuge d’Orti di U Piobbu, op een uitgestrekte groene helling waar enkel een verdwaalde stier de rust verstoort. Langs de berghut spreiden de met stenen omzoomde terrasjes zich uit. Ze worden algauw bezaaid met kleurige tentjes. Op het zonnige balkon worden de eerste ervaringen uitgewisseld. De Spaanse Elena, die de wandelmicrobe tijdens de pelgrimstocht naar Santiago te pakken kreeg, heeft het al na één dag begrepen. “In vergelijking met de GR20 is de camino vakantie”, mijmert ze. “Daar vormt de lengte van de tocht de uitdaging. Hier is elke dag een fysieke beproeving.” Corsicaan Louis liep de GR20 al eerder maar nu valt het hem fysiek veel zwaarder. Of de Corsicanen al die wandelaars die zichzelf hier per se willen bewijzen voor gek verklaren? “Helemaal niet. De Corsicanen houden van wandelen en van de GR20.”
Hoog, hoger, hoogst
De volgende dag gaat het vanaf het eerste moment steil omhoog langs schuine rotsen waaraan op de moeilijkste plaatsen kabels zijn vastgehecht. Bocca Picara (1.950 meter) is het eerste hoogtepunt. Verbazend hoe snel een landschap kan veranderen: alle groen is verdwenen en we zijn ingesloten door donkere rotsmassa’s met grillige vormen. Op de kaart lijkt de rest van de tocht een peulschil, maar urenlang blijven we in een halve cirkel klimmen en dalen langs de bergrand. De genadeslag krijgen we van de eindeloze afdaling, als een natuurlijke trap met metershoge treden. Pas in de buitendouche met ijskoud bronwater – een van de weldaden van de GR20 – krijg ik mijn oververmoeide spieren en knikkende knieën weer in bedwang.
Luxe moet je op de GR20 niet verwachten. “Maar dat is relatief”, lacht de gardienne van de Refuge de Carozzu, die de vermoeide wandelaars van omeletten en cake voorziet. De GR is in het begin van de jaren 1970 ontstaan. Er waren wel al herderspaden, maar men heeft toen besloten er een echte wandelweg van te maken. “De eerste GR20-wandelaars waren echt op zichzelf aangewezen. Er waren zo goed als geen voorzieningen zodat ze ettelijke kilo’s proviand en kampeermateriaal moesten torsen. Maar de GR was toen ook nog helemaal niet populair.” Ondertussen worden de berghutten zes maanden per jaar uitgebaat (van mei tot oktober) en blijven de wandelaars toestromen. In die mate dat veel paden afbrokkelen, zodat de beheerders van het Parc Naturel Régional de Corse (PNRC) hun handen vol hebben om ze regelmatig te verleggen of te versterken. “Juni is de beste maand,” verzekert ze, “Het is nog niet te druk en het weer is niet te wispelturig.”
Eenzaam op de top
Dat het weer in juni toch onvoorspelbaar kan zijn, merken we een dag later als we uit het voormalige skistation Haut Asco vertrekken. We maken ons op voor de Cirque de la Solitude, volgens de topoguide het hoogtepunt én de moeilijkste etappe van de GR20. Tijdens de klim door de bevroren sneeuw komt dichte mist opzetten. Maar wanneer we de top naderen, worden de weergoden helemaal dol en sturen ze regen, sneeuw, mist, bliksem en een ijzige wind op ons af. Een tiental wandelaars besluit om op hun stappen terug te keren wegens te gevaarlijk. Enkel wanneer de wolken even wegdrijven, krijgen we de Cirque in volle glorie te zien: een indrukwekkende rotskloof die van hieruit onbereikbaar lijkt. Als zwarte schimmen in de mist dalen we met een groepje Schotten en Fransen in opperste concentratie op handen en voeten de gladde rotsen af.
Even haalt de paniek de bovenhand en betreur ik dat ik niet ben teruggekeerd, maar het is nu te laat. De urenlange klim die volgt, mag in slecht weer ongetwijfeld dé beproeving van de GR20 genoemd worden. Op het moeilijkste stuk zijn kettingen aangebracht, waarlangs we ons op armkracht omhoog kunnen trekken. Goedbedoeld maar voor onervaren klimmers bepaald angstwekkend. Dat heeft ook de blonde Nederlander gemerkt die plots uit de andere richting opduikt. Hij zat een kwartier vast, vertelt hij met humor, tot een wandelaar naar boven kwam en hem uitlegde hoe hij de kettingen moest hanteren. Rond 19 uur vallen we doornat de ondertussen bomvolle berghut binnen. Vermoeidheid en angst veranderen al snel in opluchting en toch ook wel trots. Geruststelling ook wanneer de laatste wandelaar, een Engelsman, eindelijk aanklopt. Hij was eerst teruggekeerd, bedacht zich toen en stak in zijn eentje als laatste door de sneeuwstorm de Cirque over. “My wife would kill me if she knew.”
Door het water
We hebben geen geluk. Normaal is dit een van de mooiste valleien langs de GR20. De rivier kronkelt naar beneden en vormt verschillende terrasjes waarin het heerlijk baden is. Maar niet vandaag, want het weer is nog altijd niet opgeklaard. In plaats van te baden moeten we verschillende keren – schoenen over de schouders geknoopt – door de gezwollen rivier waden.
Op de top wacht ons een laatste beproeving: dichte mist en een moordende wind die ons bijna tegen de grond duwt. Even later lijkt het tij gekeerd en wandelen we in een aangename lentezon. Voor het eerst sinds dagen wordt de GR20 weer gewoon een pad, dat kalm langs de rivieroever door een groene vallei naar beneden loopt. Dit heb ik gemist, merk ik nu. Wie uitsluitend van relaxed wandelen houdt, komt maar af en toe aan zijn trekken, maar liefhebbers van fikse klauterpartijen en avontuur vinden hier het paradijs. Misschien is dat wel de essentie van de GR20.