Met modderlaarzen door het Verdronken Land
We willen ervaren hoe dit hele deltagebied werd gevormd. Daarom trekken we onze hoge laarzen aan, klimmen de dijk op en kijken we uit over een nagenoeg ongerept natuurgebied. Daar zorgen alleen de schreeuwlelijke koeltorens van de kerncentrale van Doel voor een dissonant. Onze natuurgids stelt voor de zogenaamde Ruigelaarzenroute te volgen. Het parcours is zes kilometer lang en laat je kennismaken met platen, kreken, slikken en schorren die met geulen doorsneden zijn via 16 gemarkeerde bordjes. Uiteraard moet dat met een gids, want zonder begeleiding loop je verloren in dit verraderlijke natuurgebied. Snel opkomende zeemist, de fascinerende maar gevaarlijke werking van eb en vloed, verraderlijke plekken met drijfzand waar je zonder kennis van beproefde technieken al vlug in wegzakt, de diepte van de kreken… het zijn risicodragende factoren waar je voor moet opletten. Het gebied van 3.200 hectare is het grootste brakwaterschor (een mengeling van zoet en zout water) van Europa. Dat gebied is van enorm ecologisch belang voor de vogels die er broeden, foerageren, ruien of overwinteren. Ook de plantengroei is uniek en volledig aangepast aan het brakke water dat bij hoge vloed het gebied overspoelt. Voor natuurliefhebbers en rustzoekers is dit beschermde natuurgebied een unieke biotoop waar tureluurs, kluten, smienten, oeverpiepers, zeearenden, grauwe kiekendieven en nog 200 andere vogelsoorten de dienst uitmaken.
De V-tekens van Hulst
We gaan verder naar Hulst. Deze stad was ooit machtig en rijk, dat zie je aan de torens van de Willibrordusbasiliek en het stadhuis. Al in 1180 verleende Philips van de Elzas, graaf van Vlaanderen, Hulst een aantal privileges, waaronder het marktrecht en een eigen rechtspraak. De handel in turf, zout en wol zorgde voor welvaart en rijkdom. In de raadzaal van het erg Vlaams aandoende stadhuis met de zwart-gele luiken wordt de boeiende geschiedenis aan de hand van maquettes en kaarten aanschouwelijk voorgesteld. De kerk voor ons heeft geen torenspits, de gids schuift de schuld in de schoenen van de geallieerde Polen die hem in de oorlog welgemikt aan flarden schoten. Zo verjoegen ze een Duitse verkenningseenheid die de kerktoren als strategisch uitzichtpunt gebruikte. Na de oorlog was er geen geld om hem in gotische stijl herop te bouwen. Geen haan die er nu nog naar kraait in Hulst. Misschien wel een ‘vos’, en met name Reynaert, een bekende inwoner van deze streek en van het Vlaamse Land van Waas, die hier door middel van heel wat monumenten zijn opwachting maakt.
We lopen via de mooi gerestaureerde Vismarkt naar de hoge wallen die de stad omringen. In deze grensregio werd in de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) tussen de katholieke Spanjaarden en de ‘Staatse’ troepen van de protestantse prinsen van Oranje serieus gevochten. Van Retranchement in het westen tot Hulst in het oosten werden vestingen, poorten en forten gebouwd en polders onder water gezet om de vijand op afstand te houden. In Hulst, dat ooit negen bolwerken telde, heb je vanaf de wallen een mooi zicht op de binnenstad met de twee torens en op de omringende grachten, plassen en voormalige schootsvelden.
Onder het water door naar Walcheren
In het weidse landschap bij Axel en Terneuzen valt ons op dat de leuke Hollandse windmolens van weleer zijn vervangen door windturbines. In slagorde staan ze verspreid in het landschap terwijl hun klievende wieken de krachtig waaiende winden te grazen nemen. We wandelen in de haven- en scheepswerfstad Vlissingen voorbij het standbeeld van zeevaartheld Michiel de Ruyter de brede wandelpromenade op. Ook de Tweede Wereldoorlog, die Walcheren zwaar getroffen heeft, is hier nooit ver weg. Het woord ‘inundatie’ is voor de meeste inwoners nog altijd een begrip. Om een invasie van de Duitsers tegen te gaan, bombardeerden de geallieerden hier aan de kust in 1944 een aantal dijken. Delen van het eiland kwamen daardoor onder water te staan. Een noodzakelijk offer dat nodig was om de strategische haven van Antwerpen in geallieerde handen te houden. In de buurt van ringdorpen als Koudekerke, Dishoek en Westkapelle herinneren enkele bunkers in het landschap nog aan die periode.
Op de koffie bij Lange Jan en Malle Betje in Middelburg
In Middelburg kwamen de Vikingen de stad al in de negende eeuw veroveren. Ter bescherming wierpen plaatselijke heren een ringburgwal op, een cirkelvormige gracht waaromheen een aarden wal van 15 meter hoog werd gebouwd. Het werd de ‘Middelste Burcht’ van het eiland Walcheren. Zo kwam Middelburg aan zijn naam en dankzij haar gunstige ligging aan de rivier Arne ontpopte de stad zich als handelscentrum. Een tweede bloeiperiode volgde al snel als de norbertijnen in de 12de eeuw vanuit Frankrijk hier een klooster kwamen stichten dat later uitgroeide tot een machtig abdijcomplex. Dat staat er nog steeds en is behoorlijk indrukwekkend met zijn vele torens, waaronder de gemoedelijke Lange Jan (89 meter) die met zijn gouden keizerskroon op de top de spits afbijt.
Ook het laatgotische stadhuis van de beroemde Vlaamse architectenfamilie Keldermans is een icoon van de stad. Malle Betje noemen de Middelburgers de klok van de toren van hun stadhuis, omdat ze net een tikje later is dan die van Lange Jan. Tijdens de reformatie in de 16de eeuw moesten de norbertijnen vertrekken. Middelburg kwam, na aanvankelijk verzet, toch in handen van het protestantse Huis van Oranje. Nu zetelt het provinciaal bestuur van Zeeland er en heeft ook het boeiende Zeeuws Museum er zijn vaste stek. In de 17de eeuw, de zogenaamde Gouden Eeuw, werd Middelburg schatrijk en na Amsterdam de belangrijkste stad van de Verenigde Provinciën. Vanuit de haven voeren de zwaar beladen koggen van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) de wereldzeeën op om in Ceylon, China en Indonesië thee, stoffen, porselein en specerijen op te halen en te verhandelen. Niet minder dan 336 schepen werden in de VOC-tijd op de scheepswerven van Middelburg gebouwd. Maar de VOC, eigenlijk de eerste multinational, was te gulzig en ging bankroet. De stad verpauperde en dat werd niet veel beter in de Franse tijd, eind 18de, begin 19de eeuw. Bombardementen in de Tweede Wereldoorlog legden de stad voor de helft in puin. Gelukkig herinneren de Middelburgers zich de provinciale lijfspreuk ‘luctor et emergo’, ‘ik worstel en kom weer boven’. Ze restaureerden hun stad in historische stijl en vandaag liggen de gebouwen, straten en pleinen er weer schitterend bij, zoals in de gloriedagen. Een wandeling door de abdij, langs de Kloveniersdoelen, de Spanjaardstraat met de knap gerestaureerde huizen, de statige panden en oude pakhuizen langs de havenkade of de nostalgische Kuiperspoort weerspiegelt het rijke verleden.
Schotten aan het Veerse Meer
Aan de Grote Kerk in Veere, een enorme massieve kolos in ‘baksteen’, eertijds een teken van welstand, merk je dat hier iets niet-alledaags aan de hand is geweest. Steenrijke Schotse handelaren hadden de haven van Veere in 1541 als stapelplaats voor Schotse wol toegewezen gekregen. De Schotse kolonie, goed voor 10% van de bevolking, genoot een pak privileges, zoals belastingvrije handel, eigen kaden, een eigen rechtspraak en bestuur onder leiding van een ‘lord conservator’. We wandelen over de oude stadswallen naar de Campveerse toren met zicht op het Veerse Meer (een zeegat dat in 1961 afgesloten werd). Daar bewonderen we de Schotse huizen ‘De Struis’ en ‘Het Lammeken’. We houden halt voor het laatmiddeleeuwse stadhuis met de hoge toren in renaissancestijl met een carillon met 47 klokken en struinen verder over het marktplein met enkele schilderachtige oude burgerhuizen. De Oranjes dragen de titel ‘Markies van Veere en Vlissingen’ in het vaandel. Willem van Oranje kocht het markiezaat in 1585 op een veiling. Een telg was getrouwd met Mary Stuart, de dochter van de Schotse koning.
Zierikzee op Schouwen-Duiveland
Dat Nederland iets met water heeft, is duidelijk, en overstromingsgevaar is nooit helemaal uit te sluiten. De catastrofe die zich in 1954 voordeed, waarbij 1.800 mensen de verdrinkingsdood stierven, staat zoveel jaren later nog altijd in het collectieve geheugen gegrift. Dat mocht nooit meer gebeuren. Meteen werd met de Deltawerken gestart, het grootscheepse project van afsluitdijken, bruggen, pijlers en dammen dat water, getijden en springvloed onder controle moest krijgen. De drie kilometer lange indrukwekkende brug of pijlerdam is een staaltje van waterbouwkundig genie. De brug heeft 63 schuiven die de gemeente Vrouwepolder via het voormalige werkeiland Neeltje Jans met Schouwen-Duiveland verbindt. We stevenen via Burgh-Haamstede af op het vestingstadje Zierikzee, dat tot 1550 de belangrijkste stad van Zeeland was. De 62 meter hoge Dikke Toren rijst statig boven het stadje van 11.000 inwoners en het weidse ommeland uit. Officieel heet hij de Sint-Lievensmonstertoren – monster verwijst naar monasterium of klooster – en de toren moest 120 meter hoog worden, de hoogste toren van Nederland. Maar financiële perikelen beslisten er anders over.