- Home »
Reportagetip: De andere Europese hoofdstad Straatsburg
Reportagetip: De andere Europese hoofdstad Straatsburg
De concentratie van Europese instellingen had van Straatsburg een saaie, administratieve plek kunnen maken. De stad ontweek die valkuil door zichzelf te transformeren tot een wandel- en winkelparadijs én door haar toeristische en culturele infrastructuur uit te bouwen.
Straatsburg is een stad op mensenmaat. Het stadscentrum, door de inwoners van Straatsburg liefdevol Grand-Île genoemd en door UNESCO in 1988 op de lijst van het Wereldpatrimonium gezet, is een paradijs voor toeristen. Bezoekers kunnen naar hartenlust mooie stadsgezichten fotograferen, terrasjes van cafés en restaurants opzoeken of een boottocht maken op de rivier Ill. Met de kathedraal als grote troef trekt de stad ook de kaart van kunst en cultuur. Straatsburg telt vele musea en doet inspanningen om het aantal culturele toeristen nog te verhogen.
De Europese instellingen liggen ten noordoosten van de stad en zijn vlot bereikbaar met de fiets of met het openbaar vervoer. De aanwezigheid van die instellingen maakt van de stad de hoofdstad van Europa, al gaat Brussel met diezelfde eer lopen omdat het parlement ook in Brussel vergadert en omdat in Brussel de Europese Commissie is gevestigd.
Toren naar de hemel
Een bezoek aan de hoofdstad van de Elzas begint best in de gotische kathedraal. Dat lijkt eentonig te zijn, maar dat is het helemaal niet. Elke kathedraal heeft haar eigen karakter, haar eigen geheimen. Zo ook die van Straatsburg. Aan het gebouw in de typische rode Elzasser steen is drie eeuwen gebouwd, van 1176 tot 1439, toen de torenspits werd voltooid. Die toren, 142 meter hoog, was tot de negentiende eeuw het hoogste christelijke gebouw ter wereld. Het koor van de kathedraal is nog romaans, een overblijfsel van de romaanse kathedraal op die plek. Na een brand in 1176 werd aan de nieuwe kerk begonnen, nog in romaanse stijl, omdat de gotiek nog niet in zwang was in Straatsburg. Eind dertiende eeuw werd het romaanse schip vervangen door een gotisch, het koor werd behouden. En ook enkele glasramen komen nog uit de romaanse kathedraal. De portalen van de kathedraal zijn versierd met beelden van figuren uit de Bijbel en beelden die de deugden voorstellen. Ook het interieur is de moeite waard. Binnenin is de grote attractie de astronomische klok in het zuidertransept, in de zestiende eeuw gebouwd door Zwitsers. Elk kwartier bewegen enkele beeldjes en elke dag om halfeen trekken twaalf apostelen voorbij, zegent Jezus zijn volgelingen en kraait een haan drie keer.
Puffen en genieten
Boven in de kathedraal kan je het platform op 66 meter hoogte bezoeken. Het is een flinke trappenloop, maar wat een uitzicht! Terug beneden zie je naast de kathedraal het wonderlijke (en op alle uren van de dag druk gefotografeerde) Maison Kammerzell. Dat pand werd eind zestiende eeuw gebouwd, heeft een nog honderd jaar oudere deur en is versierd met prachtig houtsnijwerk. Aan de andere kant van het plein wacht het Palais Rohan. Daar zijn drie musea, waarvan ik er twee bezoek: het Musée des Beaux-Arts en het Musée des Arts Décoratifs. In het Musée des Beaux-Arts onthou ik vooral de heel mooie Giotto, een doek van Jan Provost, een knap engelgezicht van Filippo Lippi en werken van Van Dyck, Rubens, Goya, Canaletto en Jordaens. Zoals zo vaak bij musea voor sierkunsten vind je in het Musée des Arts Décoratifs heel verscheiden collecties en dat is zowel een sterkte als een zwakte. Voor elk wat wils, misschien, maar erg consequent is het niet. Een deel van dit voormalige aartsbisschoppelijke paleis is ingericht met meubelen van weleer. In een van de kamers sliep Marie-Antoinette, voor ze in 1776 met Lodewijk XVI trouwde; in een andere kamer overnachtte Napoleon een paar keer. Prachtig is de bibliotheek, ongeveer tien bij twintig meter groot, met rond de grote eettafel zeven oude globes, wandtapijten, Chinese vazen en 29 borstbeelden uit de zeventiende en achttiende eeuw. Voor de rest is hier veel zilverwerk, faience-aardewerk van leden van de familie Hannoy en, grappig, tientallen miniatuurauto’s, -schepen en -vliegtuigen en de verzameling mechanisch speelgoed die kunstenaar Tomi Ungerer aan dit museum in zijn geboortestad Straatsburg schonk.
De vreemde wereld van Tomi Ungerer
Van de Ungerer-collectie in het Musée des Arts Décoratifs naar het Musée Tomi Ungerer is het, letterlijk én figuurlijk, maar een kleine stap. Tomi Ungerer is een veelzijdig talent. Hij maakte kinderboeken, politiek geïnspireerde cartoons, erotisch getinte tekeningen en ongeveer alles daar tussenin. Zoals affiches voor dure reclamebureaus aan Madison Avenue. Bekend zijn onder meer affiches voor The Village Voice, voor Bonduelle, zijn affiches tegen de oorlog in Vietnam en zijn ontwerpen voor... openbare toiletten. Hij beïnvloedde tal van kinderboekenmakers, cartoonisten en reclamejongens. Ungerer werd in Straatsburg geboren, trok er weg maar behield in zijn hart blijkbaar een plaatsje voor zijn geboortestad. Hij schonk de stad duizenden tekeningen, boeken en objecten. Het naar hem genoemde museum ligt in de Villa Greiner in de keizerlijke wijk. Je wordt er ondergedompeld in de soms vreemde wereld van Tomi Ungerer en ook kinderen zullen dit een leuk museum vinden (al zijn de erotische tekeningen en sculpturen op de kelderverdieping minder geschikt voor te jonge museumbezoekers).
De Stijl revisited
Iets strakker gaat het eraan toe in de Aubette 1928, een achttiende-eeuws gebouw dat de Place Kléber domineert. In dat gebouw leefden de Nederlandse kunstenaar Theo van Doesburg en het bevriende kunstenaarskoppel Jean Arp en Sophie Taeuber-Zarp zich in 1928 uit. Het resultaat: een geheel van ontspanningsruimtes. De kleuren en de geometrische patronen doen erg denken aan het werk van Piet Mondriaan, vriend en medestander van Theo van Doesburg.
Zes wandelingen, zes stijlperiodes
Straatsburg is een openluchtklas waar permanent architectuur wordt gedoceerd. Ik laat me leiden door het boekje Balades strasbourgeoises: zes wandelingen door de binnenstad, met architectonische stijlen en periodes als leidraad. De middeleeuwen, de renaissance, de 18de eeuw, de romantiek, de keizerlijke architectuur én de moderne en hedendaagse architectuur komen aan bod. Uit de middeleeuwen dateren onder meer de oude douane, de Eglise Saint-Pierre-le-Vieux en de stedelijke graanzolder. Uit de renaissance het al genoemde Maison Kammerzell, maar ook tientallen andere panden, destijds vooral huizen van rijke burgers. Indrukwekkend is de Ancien Hostellerie du Corbau, aan de Quai des Bateliers. De nabijgelegen Pont du Corbeau was, terzijde, de plek waar kindermoordenaars in een afgesloten zak in de rivier werden gegooid. De achttiende-eeuwse architectuur mikt doorgaans op grandeur en dat is in Straatsburg niet anders, zoals blijkt uit het Palais Rohan, het Hôtel de la Préfecture en de Aubette. Opvallend: vele achttiende-eeuwse burgerwoningen zijn versierd met vier stenen beelden. Die stellen de vier seizoenen of de vier continenten voor. Straatsburg telt trouwens ongeveer 1.600 gevels uit de achttiende eeuw.
De keizerlijke wijk in het noordoosten van de stad dankt Straatsburg net als andere steden in de streek aan de Duitse heerschappij tussen 1870 en 1918. De Duitsers trokken grote overheidsgebouwen op, zoals scholen, een gerechtsgebouw, een postgebouw (in neoromaanse stijl), de Landtag (nu theater), een neogotische kerk, een bibliotheek en het malige Kaiserpalast, nu Palais du Rhin. In de buurt bouwde de stadselite moderne woningen. Er kwam zelfs een standbeeld voor Goethe, die hier in 1770-1771 studeerde. Het beeld mocht gelukkig blijven staan nadat Straatsburg in 1918 weer Frans werd.
La Petite France
Een heel andere sfeer dan in de keizerlijke wijk heerst er verderop in de binnenstad. De pittoreske wijk La Petite France dankt haar naam niet aan een glorierijke gebeurtenis of aan de aanwezigheid van een koninklijk gebouw: La Petite France was oorspronkelijk een scheldnaam! Hier bevond zich in de 16de eeuw een legerhospitaal en de ziekte waaraan vele soldaten leden, werd (door de Duitsers) “de Franse ziekte” genoemd: syfilis. De naam én het karakter van deze buurt bleven behouden, het hospitaal en de ziekte verdwenen. La Petite France is een geheel van kanalen, middeleeuwse torens en versterkingen, sluizen en fotogenieke huizen. Aan de drukte te zien is dit, naast de kathedraal, dé publiekstrekker.
Sluis in, sluis uit
Met mijn Strasbourg Pass in de hand schuif ik aan voor een boottocht over de Ill. Vanop het water ziet een stad er toch altijd nét iets anders uit. Dat geldt zeker voor Straatsburg, waar de waterkant een geliefkoosde plek was voor de bouw van middeleeuwse versterkingen en torens, later van herenwoningen, scholen en kerken. En recenter: van de diverse Europese instellingen. De Europese wijk is op zich al een bezoek waard, maar reizen is kiezen: een bezoek aan het prachtige Europees Parlement zal voor een andere keer zijn.
Op de Ill moet de boot voorbij twee sluizen en dat is telkens amusement, voor wie in de boot zit én voor wie langs de kade de doortocht van de toeristische boten gadeslaat. Even stappen van de oever van de Ill ligt het MAMCS, voluit het Musée d’Art Moderne et Contemporain. Het museum ligt net buiten de oude binnenstad, maar dat heeft een groot voordeel. Vanop het terras van het museumcafé heb je een prachtig uitzicht. Het museum zelf bestaat uit twee gedeelten. Beneden vind je moderne kunst tot en met de jaren vijftig van de twintigste eeuw, de hedendaagse kunst bevindt zich op de eerste verdieping. Geniet van de werken van Renoir, Rodin, Picasso, Braque, Magritte en Natalia Gontscharova. Een omweg waard is de reconstructie van de Bauhaus-muziekzaal van Kandinsky. Een schenking van parfumbedrijf L’Oréal aan het museum, samen met enkele prachtige doeken van Kandinsky. Een tweede omweg die naam waard is de collectie werken van Jean Arp (1886-1966), geboren en getogen in Straatsburg. Al in de jaren zeventig bezat Straatsburg een collectie werken van Arp, die zichzelf een ‘chasseur de nuages’ noemde, een wolkenjager. De collectie kreeg een plek in het MAMCS en als eerbetoon ligt het museum aan de Place Jean Arp.
Elzasser Kuchen
Een must in de Elzas is het bezoek aan een Winstub, zoals een plaatselijk traditioneel restaurant wordt genoemd. Ik krijg een plaatsje aan een tafel waar andere gasten hun maaltijd aan het beëindigen zijn. Dat is geen slordigheid van de ober. In een Winstub is dat de gewoonte, misantropen zijn hier aan het verkeerde adres. De keuken is traditioneel voor de Elzas: choucroute, foie gras, bouchée à la Reine, vele soorten vlees. De Elzas is ook de regio van de Flammenkuchen: de Kuchen bestaat hier uit een krokant deeglaagje met daarop allerlei lekkers.