- Home »
Duurzaam in Luxemburg: geniet van natuur en industrieel erfgoed in de Minett regio
Duurzaam in Luxemburg: geniet van natuur en industrieel erfgoed in de Minett regio
Luxemburg stelt zijn industrieel verleden open voor bezoekers, en vooral een hele rits nieuwe initiatieven rond natuur en duurzaamheid. We zijn in het uiterste zuiden van het Groothertogdom, in de regio Minett. Die naam komt van kleine mineraal of kleine erts. In de periode tussen 1870 en 1970 werd hier op intensieve schaal ijzer uit de grond gewonnen. Het betekende de overgang van Luxemburg van een arme boerenregio naar een welvarende industrie. Vanwege de oxidatie van het ijzer in de aarde kreeg die een rode kleur: men spreekt van de streek van de ‘rode aarde’.
Dit artikel is een reportage met inspirerende reisinformatie over duurzaam reizen.
Enkele hectaren maken veel verschil
Voor de winning van het ijzer was het Groothertogdom een zeer arme streek, waar de mensen nauwelijks konden leven van de landbouw. Voor de rest was er niets… Maar reeds in de tijd van de Kelten werd er door de bewoners ijzer gewonnen uit de aarde. Dat is mogelijk in een zeer klein gebied van ongeveer 37 km² in de driehoek met België en Frankrijk, van Dudelange tot Differdange. Hier komt een grondlaag aan de oppervlakte die ongeveer vijfentwintig procent tot dertig procent ijzererts bevat. Spijtig voor de Belgen en de Fransen op enkele kilometers afstand, maar deze laag gaat verder stevig ondergronds. Dat maakt winning buiten Luxemburg veel lastiger, en dus veel duurder. Ter hoogte van Nancy in Frankrijk stopt de laag.
Arme boeren worden welvarend
De Kelten uit de buurt van Differdange wonnen dus al ijzererts uit de grond. Maar door de aanwezigheid van een stevige portie fosfor kon het ijzer nooit de vereiste stevigheid bereiken. De oplossing werd bedacht door de Engelse wetenschapper Sidney Gilchrist Thomas die een ‘convertor’ ontwierp waarin fosfor en ijzererts werden gescheiden. Dat gebeurde in 1875: de industriële winning werd mogelijk. Eerst gebeurde dat in galerijen in de heuvels, vergelijkbaar met de mijngangen die we in onze koolmijnen kennen. Maar later werd de werking meer en meer geoptimaliseerd, en kon men in openlucht winnen. Heel eenvoudig: de heuvels werden afgeschraapt, het ijzererts werd in de wagons geladen en via een netwerk van spoorlijnen naar de hoogovens gebracht. Daar waren de ‘convertoren’ intussen ook vervangen door een beter procedé waarbij lucht direct door de substantie werd geblazen. Door het spel van soortelijke gewichten zakte het ijzererts naar de bodem van de hoogoven, en kon daar via een klep wegvloeien richting verwerking.
Als gevolg van al die optimalisaties werd de exploitatie zeer winstgevend: de bevolking kocht concessies en smeet zich op de winning. De staat regelde de verkoop van concessies en beval dat de eerste fase van verwerking in het Groothertogdom moest plaatsvinden. Ook een hele reeks Franse en Belgische bedrijven deed mee: overal in de kleine gordel van Differdange over Esch-sur-Alzette naar Dudelange verrezen fabrieken en hoogovens. De nieuwe rijkdom in het zuiden had ook een positieve weerbots voor de arme boeren in het noorden van Luxemburg: de geëxtraheerde fosfor bleek een uitstekende meststof en werd massaal in de rest van het Groothertogdom aangewend.
Het einde, dat was te verwachten
Vermits de gordel met ijzererts aan de oppervlakte maar enkele tientallen vierkante kilometers omvat, was de exploitatie uiteraard eindig… Ook al omdat men in Zweden op grotere schaal in openlucht ijzererts kon opdelven. Tussen 1950 en 1970 liep de exploitatie in de Minett regio op haar einde… De installaties werden verlaten en de vele winningen afgebroken. Gelukkig voor de Luxemburgers was intussen een - nog meer - welvarende bankactiviteit gelanceerd… Zowat vijftig jaar lang werd het industriële verleden daarna uit het oog verloren. Maar sinds het begin van de eenentwintigste eeuw is Luxemburg in actie geschoten en werden een reeks initiatieven genomen om dat erfgoed verder te bewaren, er een duurzaam gebruik van te maken en informatie en toerisme te ontwikkelen.
Industrieel erfgoed te bezoeken
Het ‘Nationale Mijnmuseum’ in Rumelange is een perfect voorbeeld van een initiatief om het erfgoed te bewaren. De mijnsite is te bezoeken en biedt een authentieke ervaring over het leven van de mijnwerkers. Ondergronds wandel je in een netwerk van goed bewaarde tunnels. Bovengronds kan je een tentoonstelling bezoeken of genieten van een hapje of drankje in de brasserie met speeltuin. Na je bezoek aan dit fantastische museum is een wandeling in de nabijgelegen voormalige open mijngroeve zeker aan te bevelen. Je geniet er van een uitzonderlijk landschap en vegetatie.
Gelegen in een kleine vallei ligt Minett Park, een openluchtmuseum in Fond-de-Gras. Via historische gebouwen, informatiepanelen en technische infrastructuur reis je terug naar het Luxemburg van het einde van de 19de eeuw. De ontginning van het ijzererts loopt als een rode draad doorheen het museum.
In Dudelange rond de vroegere mijnsite ontstond een grote wijk van Portugese inwijkelingen. Zij weken in om handarbeid te doen in de mijnexploitatie en wonen nu nog steeds in typische piepkleine arbeidershuisjes. Gids Marco is van Italiaanse afkomst: een nazaat van de eerdere lichting immigratie in Dudelange. Hij vertelt: “Eerst kwamen de Duitsers, dan de Italianen, dan de Portugezen. Er zijn nog steeds wijken die verwijzen naar deze groepen immigranten". De Portugese wijk wordt beschermd door monumentenzorg en is zeer interessant om te bezoeken met de cafés, supermarkten en dergelijke meer van Portugese uitbaters en met overal de Portugese namen op de bellen van de deur.
Nieuwe toepassingen in Belval
In 1997 sloot de Belval fabriek, in het westen van Esch-sur-Alzette, zijn deuren. Er ontstond op de fabriekssite een braakliggend terrein van maar liefst 120 hectare. De Luxemburgse regering besloot om het gebied te transformeren naar een trendy omgeving met een knipoog naar het verleden. Rond de hoogovens van de voormalige fabriek werden nieuwe activiteiten ontwikkeld, zoals de Universiteit van Luxemburg, kantoren, winkels, huisvesting, recreatie en een park. Om de economische ontwikkeling van het zuiden van Luxemburg te stimuleren laat de regering rond de hoogovens een ‘Stad van de Wetenschap, Onderzoek en Innovatie’ bouwen. Verwacht je aan een mengelmoes van vernieuwende en creatieve architectuur met elementen uit het industrieel verleden.
In de regio is er nog een beperkte industriële activiteit, nu van ArcelorMittal dat het vroegere Arbed overnam. De stad – Luxemburg bedoelen ze dan – ligt niet ver: iedereen is daar op gericht. Één van de grote uitdagingen in het zuiden van Luxemburg is het continue verkeersinfarct. Dagelijks komen 250.000 forenzen uit de naburige landen naar Luxemburg. Men rijdt volop file, vindt geen parkeerplek, druk… De overheid maakte enkele jaren geleden alle openbaar vervoer gratis.
Terug naar de natuur
De ijzerertswinning en de sluiting van de mijnen heeft zijn sporen nagelaten in de Minett regio. Veel van deze plaatsen, zoals Dudelange en Pétange, zijn teruggegeven aan de natuur en bewijzen dat de impact van de mens op de natuur ook positief kan zijn. Nu staat het gebied bekend om zijn grote natuurgebieden met een unieke biosfeer met interessante fauna en flora, beschermd door UNESCO.
Eén van de meest interessante uitingen van de nieuwe toeristische uitbating van de Minett regio is de zogenaamde Minett Trail. Dat is een tour van ongeveer een week met allemaal overnachtingen op speciale plaatsen. Zo is er bijvoorbeeld in de open mijnsite van Fond-de-Grass een treinwagon aan de mijn waar men overnacht. Op één van de koelvijvers van de voormalige staalfabriek van Dudelange kan men in een drijvende hut, de ‘Floater’, logeren. Elke dag ontwikkelt de Minett regio zich meer en meer: gericht op de toekomst, maar met verankering in het verleden.
‘Moien’ zeggen Luxemburgers als groet tegen elkaar: een soort goedemorgen voor insiders, want het leert ook meteen of je aan de andere kant met een ‘echte’ Luxemburger hebt te maken.