In de slipstream van de Mille Miglia: de mooiste autorace ter wereld

Jaarlijks start vanuit het stadscentrum in Brescia (een industriestadje tussen Bergamo en Verona, en de tweede stad van Lombardije) een der roemrijkste ‘Classic Cars’-autoraces ter wereld: de Mille Miglia. 1600 kilometer door het Italiaanse binnenland, vanuit Brescia heen en terug naar Rome.

De happening trekt jaarlijks meer dan vier miljoen bezoekers. Die komen zich ergens op het traject vergapen aan de honderden oldtimers, uit alle hoeken van de wereld. Er is één voorwaarde: het type moet ooit deelgenomen hebben aan de échte snelheidsrace. Toch hoef je geen autofreak te zijn om de Mille Miglia te waarderen. De route, die jaarlijks lichtjes hertekend wordt, loopt immers door de mooiste regio’s van Italië: Emilia-Romagna, Toscane, Umbrië, Lazio, …

Nonnen en motoren

Geen betere en meer logische start dan het Benedictijnenklooster van Sant’Eufemia uit 1008 aan de rand van Brescia. Hier werd door de Associazione Museo della Mille Miglia, een soort vriendenclub die waakt over de historische en commerciële belangen, een bijzonder interessant museum neergepoot. Daarin wordt op licht educatieve wijze de geschiedenis van deze autoklassieker uit de doeken gedaan, uiteraard rijkelijk geïllustreerd met talrijke voertuigen, affiches, gadgets en prullaria.

Cremona: stad van de drie T’s

Het kleinschalige centrum van het agrarische Cremona wordt vooral geassocieerd met muziek: het is de geboortestad van Claudio Monteverdi én van vioolbouwer Antonio Stradivari. Hier werd de viool ontwikkeld. De eerste exemplaren zijn gemaakt rond 1530, maar het was Stradivari – later bekend geworden als Stradivarius – die het vak verhief tot kunst. In de bossen van de Dolomieten vond hij het volmaakte hout voor zijn instrumenten. “Die zijn – laten we eerlijk zijn – tot op heden niet overtroffen”, vertelt Luca Salvadori, een van de 150 actieve vioolbouwers uit de stad.

Al meer dan dertig jaar lang houdt hij zich bezig met de superieure klank van dit instrument. “Ooit waren hier meer dan driehonderd vaklui”, weet hij. “Nu zijn we nog met de helft. Net zoals er ook nog violen van Stradivari zelf bewaard gebleven zijn. Men schat dat hij er circa duizend bouwde, van vierhonderd is de eigenaar bekend.” Cremona doet er alles aan om die edele ambacht te bewaren. Er is dus niet alleen een museum en het graf van de meester op de Piazza Roma, maar ook een school waar je het vak kan leren. Wie denkt dat daarmee letterlijk de toon van Cremona gezet is, vergist zich. Ook al zijn de klanken sereen, de inhoud is speelser.

“Cremona is ook gekend voor z’n drie T’s”, legt Luca uit. “De T van Torrazzo (de klokkentoren), van Torrone (een witte, zoete cake) en van Titi.” Titi? “Jawel”, zegt hij serieus. “Cremona heeft de mooiste vrouwen van Italië. Vooral hun decolleté is spectaculair.” Omdat uit onze blikken blijkbaar niet veel overtuiging spreekt, troont hij ons mee naar de nabijgelegen krantenkiosk. Hij plukt er een postkaart uit het rek; een ‘Groeten uit Cremona’-ding met daarop een cartoon over de drie T’s.

Italië fietst

We ruilen Lombardije in voor Emilia-Romagna en worden geconfronteerd met een bijzonder verschijnsel: Modena fietst. Geen scooters, maar ongemotoriseerde tweewielers, en dat in de stad waar zowel Ferrari als Maserati een fabriek hebben. Er zijn geen zekerheden meer… Wanneer we even later in een glazen kiosk naast de duomo een ledermaker artisanale fietstasjes zien snijden, zijn we niet alleen verward maar vooral op zoek naar tekst en uitleg. “Modena maakt werk van het milieu”, vertelt Vito de Nardis, ledermaker en tijdelijk gehuisvest in een kiosk omdat z’n atelier verbouwd wordt. “Er rijden niet alleen trolleybussen, maar de inwoners hebben ook massaal voor de fiets gekozen”, lacht hij.

"Maatpak of jeans, naaldhakken of flipflops, iedereen fietst.” Maar het zouden natuurlijk geen Italianen zijn, mocht die fiets niet enigszins speciaal zijn. Chiossi Cycles blijkt het codewoord, een bedrijf waar retro- annex oerfietsen nog honderd procent met de hand gemaakt worden. Voor vijfhonderd euro heb je het instapmodel, voor de excentriekere modellen gaat de prijs even crescendo. “Kunstwerken zijn het”, zegt Vito met een vleugje onlesbare dorst naar erkenning. Voor 35 euro levert hij er maar al te graag een geassorteerd lederen tasje bij, compleet tailor-made in de exacte kleur van je kader. “In Modena kijkt men niet naar je wagen, maar naar je fiets, signore.”

Hoogdravende borden in Bologna

We kijken er wat tegenop om in de avondspits met onze wagen Bologna op te zoeken. Eenmaal aangekomen in Bologna horen we om ons heen ook heel veel Amerikaans Engels praten. Logisch: vanaf nu komen de grote klassiekers eraan. Je zou denken dat je als stad in de schaduw van Milaan, Venetië en Firenze – steden waar meer toeristen rondhangen dan er inwoners zijn – al gauw gedegradeerd wordt tot quantité négligeable. Maar dat is buiten Bologna gerekend.

De oudste universiteit van Europa, een opmerkelijk historisch centrum en een torenhoge reputatie als culinair baken: dat alles doet z’n werk als bestaansreden. Redenen te over voor een bezoek. Aan wat een inwoner hier in één dag eet, heeft een Genuees een maand genoeg, luidt de legende. De hoofdstad van Emilia-Romagna wordt ook de culinaire hoofdstad van het land genoemd. Dat is gevaarlijk. Want een beetje naïviteit is voldoende om in een slecht restaurant terecht te komen.

Middeleeuwse torens, wandschilderingen en koffie

In de vroege morgen ontdekken we voor de grote warmte en drukte het epicentrum van Bologna. We slenteren door de rijke gaanderijen van de Via Farini, staan in bewondering voor de gelambriseerde ruimtes van de Biblioteca Comunale dell’Archiginnasio, leren over de Basilica San Petronio die slechts gedeeltelijk met marmer bekleed is en proberen plekken te ontdekken waar ook de Bolognees neerstrijkt. Ondertussen blijven we ons vergapen aan de architecturale rijkdom uit tijden dat ze hier geen weg wisten met hun geld en ijdelheid. Moe van al dat kijken, met de erotisch geladen Neptunus-fontein als toetje, kruipen we pal op het middaguur in onze wagen. Met de belofte dat we niet verder rijden dan Loaino, een gehucht van niets langs de S65, de Strada Regionale della Futa die Bologna met Firenze verbindt.

Rust in Firenze

De overgang van het landelijke, glooiende groen naar de laaggelegen grootstad Firenze is bruusk. Eensklaps zitten we geprangd tussen de scooters in veel te smalle straatjes. Daar moét wel hommeles van komen. Gelukkig blijkt het mee te vallen, en dertig verkeerslichten later schuiven we zonder blikschade aan in de avonddrukte langs de Arno en groeten we de Ponte Vecchio.

We genieten van de aristocratische rust. Daarna amuseren we ons in de met goudgeel licht overgoten straten rond de duomo, waar een schitterende avondzon het symbool van Florence en de op drie na grootste kathedraal in Europa majestueus verlicht. Daarna slenteren we door de binnenstad en lopen we over de brug, als symbolische bedevaart, tot de Palazzo Pitti die destijds vastbesloten was de gebouwen van de Medici’s naar de kroon te steken.

Firenze is een fantastische stad, maar net als Venetië en Rome kreunt de stad onder een chronisch overladen bezoekersaantal dat de stad doet lijken op een populair pretpark. Later die avond, als de drukte afneemt, komen de enge gedachten weer tot rust. ‘t Is het niet waard je druk te maken in een stad die alles heeft, en waar je wordt omvergeblazen door begeesterende schoonheid.

Dwars do­­or het groene Toscane

De laatste dag is een klassieker. We verlaten Firenze in zuidelijke richting en kiezen voor de regionale S222. Van een apotheose gesproken. We rijden de laatste vijftig kilometer tot Siena en beseffen met de wind in de haren dat dit hoekje van Toscane het paradijs op aarde is. Iedereen die graag met de auto reist en van Italië houdt, moet minstens één keer in z’n leven een flard uit de Mille Miglia rijden. Als het even kan, in een oldtimer. En lukt dat niet, dan op z’n minst in een Lancia, Fiat of Alfa; al is het maar voor de soundtrack van deze bella macchina. Voor mijn part maken ze het bij wet verplicht.

Onze GRANDE reporters stellen volgend(e) hotel(s) voor in deze streek

Grande hotels

"

Aan het Lago Maggiore in Stresa, Italië is het heerlijk ontspannen in het vijfsterrenhotel Villa e Pallazo Aminta.

..."
GRANDE reporter Gert Van Wichelen
bezocht dit hotel en schreef:
"
Villa d'Amelia is een stijlvol en hedendaags hotel, 15 kilometer ten zuiden van Alba.
..."