Reportagetip: De Ayasvallei: skiën tussen de reuzen van de Alpen

Met de auto geraak je vlot tot Champoluc, een skistadje in de Ayasvallei in regio Aosta tegen de Zwitserse grens. Maar onze eindbestemming ligt nog hoger op de bergflanken: Mascognaz, waar winterpret en romantiek elkaar in de bergen ontmoeten.

In de winter geraak je er alleen met een sneeuwscooter. De chauffeur van de sneeuwmobiel zoeft de hellingen op met een rotvaart, in onvervalste James Bond-stijl. Ik word in het aanhangwagentje door elkaar geschud en hou angstvallig mijn bagage vast. De chauffeur roept over zijn schouder dat het niet anders kan: ‘Ik moet die snelheid aanhouden, anders loop ik vast en dan glijden we bergaf in plaats van bergop.’ Hij heeft er zo te zien alle vertrouwen in. Wij dus ook maar, want hij doet het al jaren. Meer bepaald vier keer per dag.

Eindelijk romantiek

Hoog in de bergen komen we aan in Mascognaz. We worden beloond met een adembenemend panorama. Het dorp telt hooguit twintig huizen, gebouwd in hout en rotsblokken. Sommige huizen zijn volledig ondergesneeuwd. Bij andere is de voordeur toegankelijk gemaakt via een paadje tussen twee muren van sneeuw. Rond een tiental huizen is de sneeuw volledig geruimd. Ze herbergen een hotel, een restaurant en enkele gastenverblijven.

Tot vijftig jaar geleden woonden er boeren in deze huizen. Die boeren waren ‘Walser’, een nomadenvolk dat in de middeleeuwen uit Duitsland wegtrok. Ze vestigden zich eerst in Zwitserland. De naam van de Zwitserse stad Wallis verwijst nog naar het Walservolk. Daarna zwermden de Walser uit naar de huidige regio Valle d’Aosta in Noord-Italië. Omdat in de Ayasvallei geen landbouwgrond meer vrij was, bouwden ze dorpen op de bergflanken.

Tot een stuk in de 20ste eeuw leefden ze er in de ergst denkbare omstandigheden. Gezinnen woonden in één gemeenschappelijke leef- en slaapruimte samen met hun koeien, geiten, kippen en andere dieren. Gewoon om elkaar warm te houden. En om elkaar van eten te voorzien. De mensen voederden de dieren. In ruil leverden de dieren hun pels, vlees, melk en eieren. Een faire deal, al was de dieren een korter leven beschoren dan de mensen.

Zo leefden de Walser honderden jaren lang. Zeven maanden per jaar was het winter. De bergdorpen waren zelfbedruipend qua voeding, want de tocht naar de vallei was een dagreis. Kinderen gingen nauwelijks naar school. Vandaag logeren we best wel comfortabel en romantisch in die huizen van de Walser. Compleet met restaurant en wellnessruimte. De tijden veranderen.

En nu op de latten

Na de eerste avond genieten we van een digestief bij de open haard. Nog even naar buiten om een frisse neus te halen. De nacht is koud en helder. Een massa sterren aan de hemel. De winterse zuurstof vult de longen. Dankzij het maanlicht hebben we uitzicht op de Monte Rosa, de hoogste bergtop van Zwitserland.

Paus Johannes Paulus II heeft als alpinist nog die berg beklommen. In zijn jonge jaren welteverstaan. Gustav Mahler kwam hier in een berghut langoureuze muziekwerken componeren. De eerste nachtrust is verkwikkend. Na een overdadig ontbijt moeten we met volle maag weer de berg af met de sneeuwscooter. Gelukkig is het naar beneden niet zo’n rotvaart.

In Champoluc moet het weer omhoog, deze keer met de skilift. Er zijn diverse skipistes voor zowel beginners als gevorderden. We kiezen overmoedig de hoogste piste, met uitzicht op de top van de Matterhorn. Mondain kan je het skistation niet noemen. Je kunt er wel iets drinken en eten, maar het is geen oord waar je steenrijke beroemdheden tegenkomt. De sfeer is eerder familiaal. Gewoon skiliefhebbers die een weekje ontspanning zoeken. Jong en oud op de latten. Niet alleen de skipistes maar ook de ligzetels lonken. Even wegsoezen in de zon onder een staalblauwe hemel. De ogen dicht en het verstand op nul. Dat doet een mens deugd.

Stevige kost

Met het ontbijt zit je goed in de Ayasvallei en ook ruimer in de Aostaregio. In Italië is het ontbijt vaak niet veel soeps, maar hier is het anders. Rogge- en tarwebrood, gerookte ham, harde en zachte kazen, eieren met of zonder spek … tot drie uur ’s middags heb je gegarandeerd geen honger. Het avondeten is al even stevig. Pastagerechten en pizza zijn overal te krijgen, maar we kiezen resoluut voor de noordelijke specialiteiten zoals polenta en risotto. Ja, er zijn ook aardappelgerechten. We krijgen een fondue voorgeschoteld met een niet te overziene hoeveelheid vlees. Een festijn voor carnivoren. Je waant je meteen een Walser.

Met wat geluk vind je mocetta, de ham van gems of steenbok. Makkelijker te vinden is de lokale Jambon de Bosses, ham die eerst wordt gekruid en daarna gedroogd in de wind op 1600 meter hoogte. Blijven vegetariërs hier in de kou staan? Nee, er is bijvoorbeeld een risotto met bergchampignons of een groenteschotel met gesmoorde kastanjes. Ook beekforel staat op het menu. Hartige soepen zijn hier een specialiteit. Wat dacht je van een minestra met brood, kaas, boter, bouillon en plaatselijke kruiden? Je valt niet flauw van de honger na zo’n broodsoep. Soms komen er nog kool en spek aan te pas. De minestra is niet meteen een dieetsoepje.

De streek heeft ook superbe kazen. De bekendste is de fontina, gerijpt in de vorm van ronde kanjers die tot twintig kilogram wegen. Deze kaas kan je eten met brood maar hij wordt ook in de keuken verwerkt in diverse gerechten. Bijzonder lekker én stevig is een kaasfondue met fontina, een ‘fonduta’. Heel anders: de tomini, kleine kaasjes, zacht en romig, bewaard in olie met look en kruiden. Zoetebekken storten zich op de panna cotta of op de lokale winterpeer, gedrenkt in rode wijn en gebakken in de oven.

Op verkenning

Na al dat lekkers ben je wel verplicht om calorieën te verbranden. Dat kan behalve met skiën ook door te wandelen. ’s Winters kan je stappen beneden in de vallei en op de lagere bergflanken, daar is de sneeuw geruimd of zijn er begaanbare paden. We volgen een stukje van de Walserroute. Dat is een bewegwijzerde trektocht die vooral in de zomer een sensatie is. Doe je de route helemaal, dan heb je enkele dagen nodig.

Onderweg zijn er voorzieningen om te eten en te overnachten. Je moet geen alpinist zijn, wel een moedige stapper. We verkennen de Ayasvallei die begint in de centrale Aostavallei bij het stadje Verrès. Dan gaat het noordwaarts tot de grens met Zwitserland. We kronkelen langs de Evançonrivier die ooit de vallei heeft uitgesleten. Alles is hier kleinschalig en rustig, want de Ayasvallei is een goed bewaard geheim, ondanks haar natuurpracht.

Onderweg gaat het over een pittige bergpas, de Colle de Joux. De omringende bergen dragen mythische namen als Castor, Pollux en Breithorn. Hun toppen zijn ruim vierduizend meter hoog. Helemaal in het noorden van de vallei vinden we het dorp Saint-Jacques. Dat is het eindpunt want verderop botsen we op het bergmassief van de Monte Rosa. We zitten trouwens al hoog genoeg: het dorp ligt een slordige 1700 meter boven de zeespiegel. Ruim voldoende voor een hoogtestage. We voelen ons wat ijl in het hoofd. Al kan dat ook te wijten zijn aan het Aostawijntje dat we gisterenavond tot ons namen.

De taal van de wijn

De veeltalige inwoners van deze streek hebben iets gemeen: ze lusten een goed glas wijn. De Aostawijnen zijn bij ons niet zo bekend, maar jawel, ze zijn voortreffelijk. De namen van de lokale druivenrassen klinken niet vertrouwd in de oren. In de Aostaregio vinden we de hoogst gelegen wijngaarden van Europa. Door de grote hoogte van de terrassen (tot 1300 meter boven de zeespiegel) en door de extreme temperatuurverschillen, groeien hier alleen specifieke druivensoorten. Er is zelfs een druivenras dat ‘gletsjerwijn’ (bianco di ghiacciai) oplevert.

Toch vinden we een vertrouwde naam terug: de nebbiolo, een druif die we kennen van grote broer Barolo uit Piemonte. Tip: probeer ’s avonds als digestief een lokale kruidenlikeur of een coppa dell’amicizia, een geflambeerd en flamboyant vriendschapsdrankje. Je slaapt gegarandeerd als een roos. Een reis is pas geslaagd als je de laatste dag met spijt afscheid neemt en jezelf belooft om terug te komen. Dat is hier zeker het geval. We hebben een prachtige natuur gezien en contact gehad met een sympathieke bevolking. En niet te vergeten: we hebben lekker gegeten en gedronken. Bij thuiskomst zal een weekje dieet zich opdringen.

Talenknobbel

De inwoners van deze regio hebben een talenknobbel. Het lijkt hier wel de Toren van Babel. Je hoort Frans, Italiaans en Duits. Plus een streektaal waar geen touw aan vast te knopen valt. Ooit gehoord van Franco-Provençaals en Valdostaans? Veel oudere mensen spreken zelfs nog Titsch, het verbasterde Duits van het Walservolk. Maar geen nood, vandaag kom je overal terecht met Frans, Italiaans en Duits.

De veeltaligheid van deze streek is makkelijk te verklaren. Valle d’Aosta behoorde in zijn geschiedenis tot verscheidene landen en kende heel wat heersers, van Pepijn de Korte en Karel de Grote tot Napoleon. Tot recent in de geschiedenis zwaaide het Franstalige koningshuis Savoye nog de plak. Nu behoort Valle d’Aosta tot de Italiaanse republiek. Italiaans en Frans zijn de officiële talen.

De Ayasvallei telt diverse skistadjes zoals Brusson en Champoluc. De skipistes en liften zijn van prima kwaliteit. De hoge ligging biedt sneeuwzekerheid tot in april.

Voor wandelaars is er in Valle d’Aosta een uitgebreid aanbod van bewegwijzerde routes op zowel recreatief als sportief niveau. Je stapt over oude ezelpaadjes en geniet van de panorama’s. In de zomer vormen de alpenweiden een natuurlijk bloementapijt. Je komt langs oude kasteelruïnes, zoals de burcht van Villa, geplukt uit een romantisch ridderverhaal.

Onze GRANDE reporters stellen volgend(e) hotel(s) voor in deze streek

Grande hotels

"

Aan het Lago Maggiore in Stresa, Italië is het heerlijk ontspannen in het vijfsterrenhotel Villa e Pallazo Aminta.

..."
GRANDE reporter Gert Van Wichelen
bezocht dit hotel en schreef:
"
Villa d'Amelia is een stijlvol en hedendaags hotel, 15 kilometer ten zuiden van Alba.
..."