De statige uniforme pracht van de Hausmannhuizen flitst aan ons voorbij, en monumentale knooppunten zijn plots geen postkaarten meer maar verraderlijke verkeersaders. Kortom, op zadelhoogte krijgt Parijs een andere dimensie: die van opwindende beweging. Wanneer we even later de Champs-Elysées op scheuren, voelen we ons helemaal top. En wanneer we gezwind rond de Arc de Triomphe snorren, krijgen we een opgestoken duimpje van Thierry. “Wie hier kan rijden, kan overal rijden”, luidt de lichtstadlogica.
Daarna verandert het verkeer van dimensie: het wordt niet alleen minder druk, maar vooral ook minder gejaagd. We scheuren door het Bois de Boulogne en houden tien minuten later halt in Bar Le Magenta, een volkscafé genre la France profonde. Wow, wat een rit! Bij een heerlijke café au lait doet Thierry zijn verhaal. “In principe krijgen we alleen ervaren klanten”, lacht hij. “Motards die zo’n rit kunnen inschatten, weten wat hun te wachten staat. Maar uitzonderlijk staan er plots Japanners voor me, of Amerikanen, verblind door het idee, maar lichtzinnig over de haalbaarheid. Zulke ritten zijn een nachtmerrie. Zo heb ik ooit een groep Japanners begeleid die na vijf kilometer gestopt is, de Vespa aan de kant gezet heeft en een taxi gebeld heeft. Einde rit. Een andere familie Aziaten heeft de 40 kilometer uitgereden, maar ik heb ze letterlijk moeten meesleuren.”
Meest glorieuze paleis van Europa
15 minuten later staan we voor de poort van wat noch het oudste, noch het grootste, noch het subliemste kasteel in Frankrijk genoemd mag worden, maar toch een koninklijk paleis is dat zijn gelijke niet kent. Dit is glamour, glorie en goud in het kwadraat, de weerspiegeling van de glorietijd van de Zonnekoning. Versailles is een wereldklassieker, telt 1000 werknemers en is verlieslatend in exploitatie.
We zetten de scooters bijna voor de deur, kopen een ticket en gaan op in de decadentie van destijds. Hoewel Lodewijk XIV de bekendste opdrachtgever is van deze grandioze residentie met bijbehorende tuinen (alles samen meer dan 800 hectare), was het Lodewijk XIII die in 1623 de eerste steen legde voor dit project. Als verwoede jager liet hij in het hart van de bossen van Versailles een bescheiden jachthuisje bouwen. Toen Lodewijk XIV het kleine jachtslot erfde, gaf hij meteen het startschot voor een immens uitbreidingsproject. De bouw zou heel zijn heerschappij duren: 72 jaar. Door deze megalomane excessen kreeg hij dan ook de bijnaam Le Roi Soleil, de Zonnekoning.
Als architect werd Louis Le Vau aangetrokken, die na zijn dood opgevolgd werd door Jules Hardouin-Mansart. In 1611 werd de orangerie gebouwd, 60 jaar later werden de tuinen aangelegd, een perfect voorbeeld van de Franse stijl met lange, rechte lanen en massa’s fonteinen. In 1678 bedacht Hardouin-Mansart de roemrijke Spiegelzaal met haar 17 spiegels, het meesterwerk van het kasteel. Nadat Versailles in 1682 eindelijk de officiële residentie van de Franse koningen werd, en een politiek machtscentrum, liet de bouwzieke Lodewijk XIV een volledige verblijfplaats voor de hofhouding (10.000 mensen) neerzetten. Maar ook dat was nog niet genoeg. Later volgden nog de noordelijke vleugel, de Grand Trianon en een kapel die net voor zijn dood voltooid was. Lodewijk XIV stierf in 1715. In 1768 liet opvolger Lodewijk XV het Petit Trianon bijbouwen, een privé-ontmoetingsplaats voor zijn maîtresse Madame de Pompadour.
Het kasteel van Versailles showt ook de typische kleding van de hofhouding destijds. De vertrekken van de koning beslaan maar liefst zeven zalen, die allemaal door architect Le Brun ingericht werden. Deze ruimtes werden vanaf 1684 gebruikt voor koninklijke audiënties en officiële doeleinden. Lodewijk XIV had één doel in zijn leven: het meest glorieuze paleis van Europa bouwen. Versailles heeft in het verleden geschiedenis geschreven. Bekend is het Verdrag van Versailles, dat op 28 juni 1919 werd getekend.
Opnieuw frisse lucht
Versuft van alle bladgoud en decadentie kruipen we terug op de Vespa. Tijd voor de lunch, en die wordt geserveerd in het eenvoudige Le Phare St Louis, waar les galettes de Sarrazin met een bolée de cidre op het menu staan. Veel tijd is er niet, want Thierry wil ons via een wijde boog terug naar Parijs rijden.
Het een groene lus noemen, is overdreven. Daarvoor blijft het verkeer te druk en zijn de voorsteden van Parijs te uitgezaaid. Maar hij kiest wél maximaal voor de achterafweggetjes en de minder populaire invalswegen. In Villepreux stoppen we even, net als in Chavenay. En dan gooien we ons weer in de strijd. Het is ondertussen vijf uur in de namiddag en de spits groeit naar zijn hoogtepunt. Eens de Périphérique gekruist, lijken de regels wel verdampt. Lange rijen aan de verkeerslichten schieten we al spookrijdend voorbij en wanneer we ons in de nauwere straten richting Gare du Nord hopeloos vastrijden, vormen luidens onze kopman het fietspad en zelfs het voetpad dé oplossing. Pardon? “De Thalys wacht niet”, zegt hij ons even later met het grootste naturel wanneer we de Vespa’s weer aan de ketting hangen. “C’est Paris ici, messieurs.” Inderdaad, dat hebben we gevoeld vandaag.