Valle d'Aosta: meer dan een wintersportbestemming

We zitten in Italië, hoog in de knie van de laars. De knellende randen raken de Franse Savoie en het Zwitserse Wallis. Valle d'Aosta vormt een brede vallei met aaibare dorpjes, knoestige kerken en een staand leger van stevige forten en doorleefde kastelen. Daarbovenop is de vallei nog gezegend met allerlei uitzonderlijk lekkers dat de smaakpapillen aardig doet trillen. Voeg daarbij nog een snuifje cultuur en een gezonde overdosis natuur en je hebt alle ingrediënten voor een lekker Valdostaans vakantierecept.

Pré-Saint-Didier

De verleiding om de auto aan de kant te zetten en gewoon maar wat naar boven te turen, is groot. Het uitzicht op de Mont Blanc, een Alpenreus van 4.810 meter met een erehaag van spierwitte familieleden, is ronduit magistraal. Ik ben in Chamonix de lange tunnel in gereden en duik nu in de buurt van het mondaine skioord Courmayeur Valle d’Aosta binnen. Het dorp Pré-Saint-Didier ligt iets verderop. Dat is dan ook de eerste stop.

De namen klinken Frans, maar de bewoners van deze autonome Italiaanse regio hebben een Italiaans paspoort. Een beetje speciaal, zoals wel meer in deze streek, die pas in 1861 bij de uiteindelijke eenmaking van Italië, Italiaans werd. De Victor Emanuels en de Umberto’s kwamen zelf uit het eerbiedwaardige huis van Savoie. Al vanaf de elfde eeuw maakten zij de dienst uit in de Aostavallei. Nog langer geleden leefde in deze streek de Gallische stam van de Salassiërs, maar die werd door de Romeinen onder de voet gelopen.

Romeinse thermen

In hun veroveringstochten waren voor de Romeinen de passen over de Alpen en ook het vruchtbare dal van groot strategisch belang. Sporen van hun aanwezigheid zijn her en der nog te vinden. Zoals in de thermen van Pré-Saint-Didier. Ook daar zouden de Romeinen, tweeduizend jaar geleden al, gebruik hebben gemaakt van het geneeskrachtige water dat bij 37 graden Celsius uit de diepe ondergrond opborrelt. Dat krijg ik te horen van Michele, een van de vele ‘maestro’s di benessere’ die in deze thermale nederzetting de rimpels rond zieke zielen vlotjes wegmasseren en de tochtgaten van de geest met levenslust opvullen.

Op het eerste gezicht lijkt het thermencomplex een beetje oubollig, maar binnen oogt alles sexy en hip: opgewekte kleuren, flarden versregels in kalligrafische letters aan de wanden, gedempt licht, mooi hout. Je kunt er terecht in verschillende sauna’s, bubbelbaden en sensorische douches, en er zijn cabines voor aromatherapieën, hydromassages, hooikuren en zoveel meer.

Buiten, midden in groen weideland, liggen de drie buitenbaden waar families en vriendengroepjes gezellig in het warme water dobberen. In de comfortabele ligstoelen tussen de baden en de twee spa’s is het lekker relaxen, en het zicht op de Monte Bianco is gewoonweg fantastico. Nog mooier is het hier in de winter, glundert Michele, dan flikkeren er in het donker overal kaarsjes rond de pools terwijl de badgasten genieten van het warme water in het winterse decor.

Spek voor elke bek

Dat de Romeinen niet alleen de badcultuur introduceerden, maar ook goed met wijnstokken overweg konden, ontdekken we in Morgex, even verderop in het dal. Mauro, een bezielde wijnmaker en voorzitter van een kleine wijncoöperatie, neemt me mee naar de wijngaarden hoog boven het dorpje. Na wat bochtenwerk over hobbelige en onverharde weggetjes stoppen we bij enkele wijngaarden tegen de steile rotsen die in terrasvorm zijn aangelegd. Op de lage pergola’s (de zogenaamde treilles) die op de kunstig gebouwde muurtjes uit natuursteen bevestigd zijn, hangen de volle witte druiven van de Prié Blanc in weelderige trossen over het lattenwerk.

De wijngaarden, die hier gemiddeld op 1.000 meter hoogte liggen (hier boven Morgex 1.200 meter), zijn van de hoogste van Europa. Het wordt al snel duidelijk dat het werk, vaak nog met beproefde technieken van de voorouders, op deze barre hoogte vreselijk zwaar en arbeidsintensief is. Hard labeur: gesleur met zware stenen, het hakken in de rotsen, de manuele oogst, de loodzware korven, soms barre temperaturen. “Maar wat wil je, de mensen hier in deze geïsoleerde streek hadden niet veel keuze”, stipt Mauro aan. Trouwens, niet alleen de wijn is hier prima, de streek staat in heel Italië en daarbuiten ook bekend voor tal van gastronomische topproducten.

Barsten van geschiedenis

Het oog wil ook wat, zegt de volksmond. De autorit naar Aosta door het brede dal bedient je op je wenken. De Dora Baltea of Doire Baltée, een brede rivier die gevoed wordt door de talloze beekjes uit de omringende bergen, begeleidt je van dorp tot dorp in het brede dal. Soms doemt op een eenzame heuveltop een fort, een burcht of een kasteel op. Nu oogt dat plaatje romantisch, vredevol en toeristvriendelijk, maar in illo tempore was je soms maar beter uit de buurt gebleven. Deze regio was in het verleden een strategisch gelegen gebied dat bestond uit vele handelsroutes waarop het vaak onrustig was door de volken die elkaar kruisten.

Het begon al met de Romeinen, die in de buurt van Aosta in 25 voor Christus de Salassiërs in de pan hakten. Zij bleven vervolgens eeuwen in de stad die zij ter ere van de eerste keizer Augustus ‘Augusta Praetoria’ noemden. Na het einde van het machtige Imperium Romanum kwamen in de vroege middeleeuwen achtereenvolgens Bourgondiërs, Longobarden en Franken langs. In de feodale periode was het gebied schatplichtig aan het naburige huis van Savoie, en uiteraard zou Napoleon met zijn revolutionaire troepen ook nog even passeren. Toch kon het gewone volk in zijn oeroude en eigen Vâl d’Aoûta grotendeels zijn eigenheid behouden. Het werd namelijk beschermd door de hoogste bergen van Europa, zoals de Mont Blanc, de Cervino of Matterhorn, de Monte Rosa en de Gran Paradiso.

Aosta, het Rome van het noorden

“Op die eigenheid - sommigen spreken over koppigheid of vastberadenheid - zijn we best trots”, zo steekt gids Claudia van wal. Door de gezellige Via Sant’Anselmo met de vele winkels vol culinaire lekkernijen, artisanale hebbedingetjes, barretjes met terrasjes onder zeildoek (ook hier wil het wel eens regenen!) lopen we naar de machtige Porta Praetoria. Dat was een van de vier toegangspoorten tot de stad, die volgens de gids een schoolvoorbeeld was van een Romeinse stad. En dan gaat het oude Rome voor me open. Door een monumentale dubbele poort in puddingsteen omringd door vestingmuren met wachttorens kun je de stad betreden. ‘s Avonds werd deze poort, waarin je de hengsels van de schotten nog kunt zien, hermetisch gesloten.

Even verderop ligt, weliswaar in ruïnevorm, het Forum met de restanten van het Teatro met een 23 meter hoge voorgevel. Ook het amfitheater, met plaats voor 25.000 toeschouwers, moet magistraal geweest zijn. Het hele complex is nu een unieke setting voor openluchtconcerten met uitzicht op de Monte Emilius (3.500 meter). De oude Romeinen zullen zich in hun Tweede Rome perfect thuisgevoeld hebben bij hun dagelijkse wandelingetje over het Forum en langs de marktstalletjes of bij het baden in de thermen.

Middeleeuwse sporen

Maar ook de middeleeuwen hebben in dit fraaie stadje hun sporen nagelaten. Daarvoor lopen we langs het eertijds belangrijke kloostercomplex van Saint Ours of Sant’Orso: de priorij, de robuuste klokkentoren, de oude koorgang met zijn bevreemdende kapitelen. In het portaal van de kathedraal heet Anselmus in hoogsteigen beeld ons welkom. Hij zou in deze stad geboren zijn en heeft het later tot aartsbisschop van Canterbury gebracht. De kathedraal met haar renaissancefaçade, een schitterende doopvont en enkele fresco’s is een bezoek helemaal waard. Na dit rondje geschiedenis lopen kom je dan zo in het hart van de stad. Op de Place Chanoux met het statige stadhuis met neorenaissancegevel en in de zijstraatjes gaat het er gezellig en levendig aan toe.

Gran Paradiso: paradijs voor wandelaars

Even verderop ligt Valnontey in het gelijknamige dal, een zijdal van Val di Cogne, waar we in het nationale park een frisse neus halen. Dit voormalige privéjachtgebied van de Italiaanse koningen dat in 1922 het eerste nationale park van Italië werd, is een paradijs voor wandelaars en natuurliefhebbers. De wandeling over een mooi bergpad door de bossen tegen een achtergrond van omhoogpiekende, weerbarstige rotsen, die berggids Elmo voorstelt, is gewoon prachtig.

De met uitsterven bedreigde alpensteenbok zien we niet, maar wel een roedel gemzen die we tot vlakbij kunnen naderen. Als Elmo het schrille gefluit van een marmot imiteert, komt enkele minuten later zowaar een tiental exemplaren vlak voor ons de show stelen. Onderweg leren we boeiende dingen over de broze structuur van Moeder Natuur, de unieke fauna en flora in de bergen en natuurfenomenen die de staat of graad van gezondheid of ziekte van de natuur weergeven.

Een brede strook die eruitziet als een kerkhof voor dode bomen, is het resultaat van een recente lawine. Die is met een snelheid van 300 kilometer per uur naar beneden komen denderen en heeft door de luchtverplaatsing op haar weg volwassen bomen als lucifertjes doen knakken. Kan gebeuren natuurlijk, gaat Elmo verder, maar zijn ervaring is dat ongelukken in de bergen veelal te wijten zijn aan de mens, die zich ofwel niet goed informeert als hij de bergen in trekt, ofwel te roekeloos is. Elmo is nog zichtbaar geëmotioneerd als hij terugdenkt aan een reddingsoperatie waar hij bij betrokken was. Een lustig wandelgroepje was in een gletsjerspleet gevallen en bij redding bleek dat ze op sandalen het hooggebergte in getrokken waren. “Non, ce n’est pas la montagne qui tue”, is zijn wijze oordeel.

Onze GRANDE reporters stellen volgend(e) hotel(s) voor in deze streek

Grande hotels

"

Aan het Lago Maggiore in Stresa, Italië is het heerlijk ontspannen in het vijfsterrenhotel Villa e Pallazo Aminta.

..."
GRANDE reporter Gert Van Wichelen
bezocht dit hotel en schreef:
"
Villa d'Amelia is een stijlvol en hedendaags hotel, 15 kilometer ten zuiden van Alba.
..."