Reportagetip: Snorkelen in het Great Barrier Reef

Naar Australië reizen betekent keuzes maken. Het tropisch regenwoud in Queensland met de motorhome en het exotische Great Barrier Reef met een catamaran vormen een mooie combinatie. “G’day mate, no probs”, zeggen ze down-under.

‘Captain Nathan’ stuurt de Coral Princess II, een catamaran (zeer wendbaar om in ondiepe wateren te manoeuvreren), met een topsnelheid naar Sudbury Cay, een atol waar we in de late namiddag kunnen snorkelen en zonnebaden. Hij doet deze minicruises al jaren. En met overgave. “Het rif bestaat uit biljoenen koralen, zit tjokvol planten en dieren en kent zijn gelijke niet”, legt hij uit. “Het is pakweg 2.000 kilometer lang en loopt als een halve maan van Brisbane tot tegen Papoea Nieuw-Guinea. Weet je dat het de enige levende structuur ter wereld is die van op de maan te zien is en meer dan 1.500 scheepswrakken herbergt?” Wanneer de zon over haar hoogtepunt heen is - klokslag 18 uur is het donker - gooit hij het anker uit voor het spierwitte mini-eilandje.

Kijken mag, aankomen niet!

Sommige atollen van het Great Barrier Reef zijn uitgegroeid tot heuse eilanden en de rederij Coral Princess Cruises combineert enkele opmerkelijke exemplaren tijdens deze vier dagen/drie nachten-cruise vanuit Cairns. Na een nacht vol deining varen we bij zonsopgang door het Hinchinbrook Canal om dan in een rechte lijn op Pelorus Island te ankeren, het privé-eiland van de rederij. Terwijl wij snorkelen, prepareert de crew een strandbarbecue waarbij de kapitein zich opwerpt als gelegenheidschef.

De geschiedenis van het rif is relatief eenvoudig. Tegen het einde van de laatste ijstijd liep dit gebied onder water, waardoor de ideale omstandigheden voor een koraalrif geschapen werden. Zo ontstond het Grote Barrièrerif, goed voor een slordige 350.000 vierkante kilometer met circa 2.000 eilanden. In deze wateren leven meer dan 1.500 vissoorten en is de biologische diversiteit enorm. Zee-egels, schaaldieren en sponzen zijn er in overvloed, naast de 12 zeegras- en 500 algensoorten. Maar het rif is uiterst kwetsbaar, niet het minst door de twee miljoen bezoekers per jaar. In 1975 werd de Great Barrier Reef Marine Park Authority ingesteld, de ‘veiligheidsagent’ zeg maar, die zeer strikte wetten invoerde.

Ecotoerisme is de enige toegelaten vorm van ‘bezoek’. Je mag naar alles kijken, maar niets aanraken en zeker niets meenemen. Zelfs op het kleinste aangespoelde schelpje dat in je broekzak verzeild zou geraken, staat in principe een zware straf. “Laten we dus duidelijk afspreken,” zegt onze goedlachse excursiehostess Alice, terwijl we ons klaarmaken om de derde dag te gaan snorkelen rond Dunk Island Reef, “dit is een beschermd natuurgebied in zee. Je blijft dus overal af! Right?”

Als na 76 uur samenleven in de plezierhaven van Cairns de koffers van boord geladen worden, drukt kapitein Nathan me stevig de hand. “See you mate… and no worries”, zegt hij in het typische verbasterde Australisch Engels.

Krokodillenpark

We sturen onze Apollo-camper in een gezapig tempo in noordelijke richting over de Captain Cook Highway. Hoe meer we Cairns achter ons laten, hoe minder verkeer op de route, hoe weidser de baaien, hoe ruwer de stranden, hoe schever de palmen. Onze eerste stop is Hartley, een ‘krokodillenpark’ georganiseerd met een grenzeloos respect voor de natuur. “Ik ga jullie niet te lang vervelen, spring in de boot en jullie zullen het wel merken.” Ranger Angela is een vrouw van de efficiënte aanpak.

Vijf minuten later varen we door een ‘inhouse lagoon’ vergeven van schrokkerige crocs. De sightseeing is indrukwekkend. Overal zitten reuzegrote zoutwaterkrokodillen, tot vier meter lang en duizend kilo zwaar. De moordlustigste varianten ter wereld. Snorkelen, iemand? De stijl is bekend: aan wal zijn de gelooide ruggen perfect gecamoufleerd, in het bruine water zie je alleen de twee ogen. Het Hartley-familiedomein is een oude tinmijn. Zes jaar hebben ze moeten wachten op de vergunning. “Krokodillen genoeg in Australië, maar op het moment dat je ze wilt houden én kweken, start een administratieve lijdensweg,” lacht Angela, want… "sinds 1974 zijn de beestjes beschermd, nadat ze voorheen massaal gevangen en geslacht werden voor hun vlees en huid."

Ondoordringbaar groen

Bomen zo hoog als kathedralen, palmen als zoemende ventilators. Het groen wordt gevormd door 25.000 plantensoorten in alle toonaarden. Bijna lijkt het donker door alle varens en klimplanten, ondanks het gegeven dat de zon al uren op is. Het uitzicht op het weelderige regenwoud van het Daintree National Park is, van op het lunchterras van de Silky Oaks Lodge, een openbaring. Het gebied is meer dan 76.000 hectare groot en een van de weinige plaatsen ter wereld waar een regenwoud uitloopt tot op het strand. Maar het diepe hart van het woud is tot op vandaag nog steeds ondoordringbaar. “Wie hier zonder begeleiding vertrekt, komt waarschijnlijk nooit meer terug”, zegt operationsmanager Rachael Hodges van het Mossman Gorge Centre, enkele kilometers verder gelegen.

Dat bezoekerscentrum kanaliseert de reizigers die het gebied - dat sinds 1998 door de Unesco op de werelderfgoedlijst geplaatst werd - willen bezoeken. Via twee uitgestippelde wandelingen kun je het regenwoud verkennen volgens de regels van de kunst. We laten de camper achter op de grote bezoekersparking, springen in het shuttlebusje en tien minuten later staan we in de koelte van de Daintree. Als Rachael ons zou vertellen dat er nog dinosauriërs leven, we zouden haar niet tegenspreken!

Cook. James Cook

Cape Trib, zoals men het hier noemt, is de locatie waar kapitein James Cook in 1770 op 18 kilometer van de kust strandde op een koraalbed. Hij doopte het oord ‘Tribulation’ omdat hier al zijn ellende begon. Zo staat het in zijn logboek en zo wordt het nog dagelijks verteld in het noordelijke gehucht Cooktown. Hier verbleef zeevaarder Cook zes weken met zijn bemanning om zijn schip, de MHS Endeavour, te laten herstellen. Om die reden pretendeert Cooktown - noem het een gezellig spookstadje in de wildernis - de eerste blanke nederzetting van Australië te zijn. Een omstreden zaak van citymarketing waar niemand veel aandacht aan besteedt.

’s Namiddags bezoeken we het James Cook Museum, dat geklasseerd is als National Trust en onderdak heeft in een voormalig kloostergebouw inclusief kerkje. We rijden ook langs het discrete borstbeeld van de ontdekkingsreiziger aan de havengeul, exact op de plaats waar hij destijds voet aan wal zette. Vergissen we ons dat de man streng en sip kijkt? Maar ja, je schip zal maar op de klippen lopen.

De Engelse ontdekkingsreiziger James Cook (1728-1779), een boerenzoon, nam dienst bij de Engelse marine en trok voor het eerst de aandacht door zijn voortreffelijke cartografische opnemingen. Tijdens zijn eerste reis (1768-1770) voer Cook in westelijke richting naar Tahiti en vandaar naar Nieuw-Zeeland, dat hij in zijn geheel omvoer en waarbij hij ontdekte dat het uit twee eilanden bestond. Voorts verkende hij de oostkust van Australië. Tijdens zijn tweede reis bracht hij de zuidelijke Grote Oceaan in kaart en op zijn derde reis (in 1776 begonnen) bevoer Cook wederom de Pacific, ditmaal tot de westkust van de VS. Teruggevaren naar Hawaï, werd Cook er door inboorlingen vermoord. Afgezien van zijn grote ontdekkingen berust Cooks roem ook op het feit dat hij als eerste doeltreffende dieetmaatregelen tegen scheurbuik wist te vinden.

A great tropical drive

G’day! Eerst een ‘super brekkie’. En dan trekken we vanuit Cooktown zuidwestelijk via de Mulligan Highway Developmental Road (what’s in a name?), het binnenland in. In geen tijd verandert het landschap compleet. Zelden was de term ‘in the middle of nowhere’ meer van toepassing, zeker wanneer je gisteren nog in het oerwoud rondhing. Voor ons ligt de uitgestrekte outback, het kurkdroge binnenland waar het ondertussen zes maanden niet geregend heeft, volgens de pompbediende van het Palmer River Roadhouse.

Achter ons een immense leegte. Geen mensen, nu en dan een andere wagen of een roadtrain (de lange trucks met minstens twee aanhangwagens) en veel kangoeroes. Let wel: vooral platgereden, niet de meest romantische voorstelling. Slechts eentje zien we sierlijk voorbijspringen, Skippy alive. Hip hoi! Via de Atherton Tableland bereiken we Ravenshoe, waar we in de officieel hoogste pub van Queensland, The Popular Café (920 meter boven zeeniveau), een Tasmaanse James Boag’s pils drinken en een BLT eten, een late lunch. Dat maakt dat we net voor zonsondergang het 100 kilometer oostelijker gelegen South Mission Beach binnenbollen, de laatste stop van deze reis. Mission Beach is een 14 kilometer lange spierwitte zandstrook. Onze gereserveerde plaats op de Beachcomber Coconut Caravan Village blijkt exact 30 meter van het strand te zijn. Top! Onze laatste twee dagen vullen we met het grote niets. 's Morgens klapstoelen uitvouwen, ’s avonds de klapstoelen opbergen. Tussenin lezen we een boek, groeten we drie kangoeroes, drinken we creamy soda en luieren we in de zon. 

Onze GRANDE reporters stellen volgend(e) hotel(s) voor in deze streek

Grande hotels