Reportagetip: Intensiteit en ingetogenheid verweven: Israël & Palestina

Israëlische steden als Jeruzalem, Bethlehem, Jericho en andere plaatsen in het Heilige Land dragen heel wat religieus-culturele bagage met zich mee. Dat zorgde voor een bijzondere veertiendaagse in het geboorteland van Jezus, langs de oude joodse wijken in Jeruzalem tot de bezette Palestijnse gebieden. 

De vlucht naar Jeruzalem verloopt vlot, zonder mogelijke kruisverhoren door de Israëlische grenspolitie. Bestemmingen als Ramallah en Nablous en toerisme naar Palestina in het algemeen wordt door de grenspolitie ontmoedigd. Bij verdenking van pro-Palestijnse sympathieën kunnen ze je de toegang tot het land weigeren. 

Onze verblijfplaats in hoofdstad Jeruzalem ligt midden in het moderne joodse stadsgedeelte, ten westen van de oude stad. De drukte van bussen, het ongedurige getoeter en het luide getater van passanten weerklinken. Bruisend, dat wel, maar net iets te veel van het goede. Van op het balkon kijken we recht op een levendige soek: zuiders, kruidige geuren, stapels groenten, vis, kaas, fruit, zoetigheden… Dit zien en ruiken maakt heel wat los. Daarvoor reis je: nieuwe beelden en impressies verzamelen, het vreemde zoeken om de verwondering te voeden. De soek induiken is dan ook het eerste wat we doen, nog voor we uitgepakt zijn. Onze inkopen doen we straks.

’s Avonds, na een slaapje – onrustig door het straatlawaai – lopen we naar de oude stad om de muur van Jeruzalem en de Jaffapoort te zien. De stad voelt trendy en onbekommerd aan, Europees en rijk, vertrouwd en toch raar. Raar, als je beseft dat tien kilometer verderop het Palestijnse bezette gebied ligt met checkpoints en wegversperringen, illegale Israëlische nederzettingen, soldaten in oorlogsoutfit, gevangen tussen prikkeldraad en betonnen muren. Beide beelden zijn moeilijk naast elkaar te houden.

De Jaffapoort. Daar is de muur om de Heilige Stad. Een stuk middeleeuwse magie kleeft aan de stevig geblokte, hoge en hoekige omwalling met zeven poorten. Voor de ingang ligt een groot plein met uitzicht op de muur en de heuvels rondom. De avond valt, de maan staat hoog en is vol. Een oosterse betovering bekruipt ons en we genieten na op een terrasje met tapas en een drankje.

Spirituele ingetogenheid

De volgende dag staat de christelijke wijk op het programma met als hoogtepunt de Heilig Graf-kerk, een plek van extreme christelijke devotie. Bij mij overheerst de verwondering. Wat bezielt mensen toch om al die rituelen en regels te volgen en om al die plechtige gebaren te stellen? Daarna lopen we een Russisch-orthodoxe kerk binnen. De zaal met iconen springt in het oog, vooral de ‘Maria met het Kind’. De iconen, in een ver verleden gemaakt door heilige mannen, zijn van een uitzonderlijke schoonheid. Ze zijn een stukje goddelijkheid op aarde.

Binnen de hoge, veilige muren van Jeruzalem – die immer voelbaar aanwezig zijn – zit heel veel opeengehoopt, samengeperst en bijeengepakt. Een overdaad van smalle, drukke soeks, van religies met elk hun eigen gebaren en gebeden, van volkeren, elk met hun eigen aard en stijl. We gaan op zoek naar de Klaagmuur en treffen een beeld dat iedereen kent: het ruime plein voor de muur opgesplitst in een mannen- en een vrouwendeel. Groepjes joden en toeristen staan te bidden, al dan niet met de neus in de Thora. De voegen van de kolossale steenblokken puilen uit van de briefjes. Een streng orthodox geklede jood komt me vragen of ik met hem wil bidden. Later verneem ik dat bidden in een groep van tien een hogere kracht geeft aan het gebed.

We pikken later op de dag hier en daar een eredienst mee. De dienst van Armeense monniken laat een diepe indruk na. Hun trage, donkere gezangen weerklinken door een walm van wierook. Een gebedsviering in een joodse synagoge is dan weer totaal anders. Mannen en vrouwen worden gescheiden, ze mogen elkaar niet zien. De rabbijn zingt luidop verzen uit de Thora en staat met het hele lijf heen en weer te schudden. Alle aanwezigen, ook kinderen, bidden en schudden de hele tijd mee. Iedereen loopt er ook zomaar binnen en buiten, de hele tijd door. Vreemd.

IJzertoren in het kwadraat

De moderne, nieuwe tramlijn op de Jaffa Road brengt ons naar Mount Herzl. Daar vind je het Yad Vasem, het gedenkmonument voor de Holocaust dat steevast op het programma staat van elk staatshoofd dat Israël bezoekt. Het is een markante plek: een herdenking, pelgrimsoord, symbool van en legitimatie voor de natie. Het equivalent in het kwadraat van de IJzertoren. We betreden een groot complex, gelegen op een heuvel midden in een rustig bos aan de rand van de stad. Het vormt een patroon van ruime pleinen en blokgebouwen, verspreid over verschillende niveaus. Alles is recht, strak en sober. Wit, grijs en bruin zijn de enige kleuren die opduiken tussen het groen van gras en bomen.

Binnen worden we geconfronteerd met de infernale massamoorden in de nazikampen. We doorkruisen het hele gebouw, zwijgend en zwetend, en eindigen in de centrale tentoonstellingsruimte en het indrukwekkende gedenkteken voor de slachtoffers van de Holocaust: een donkere, intieme ronde toren met namen, namen, namen, zo ver en zo hoog het oog reikt.

Het plan? Een kort bezoek aan een circusschooltje in Ramallah. De realiteit? Het is 14 uur en alles gaat dicht. Het is het begin van de sabbat. We kunnen nog net de tram op richting Damascuspoort. Daar moeten we bus 18 zien te vinden. Een bus vinden voor het traject blijkt een heksentoer. Het is vrijdag en duizenden moslims uit Palestijns gebied zijn afgezakt naar Jeruzalem om er te bidden in de moskeeën op de Tempelberg. Allemaal willen ze tegelijkertijd terug en bestormen ze massaal de weinige bussen en sheruttaxi’s die toeterend laveren tussen Israëlische soldaten. Bijkomende tourbussen en privétaxi’s worden weggejaagd van de officiële vertrekplaatsen.

Plots stopt, tegen het bevel van een gewapende soldaat in, een tourbus. De deuren zwaaien open, ik schreeuw: “Ramallah?”. Jump, deuren weer dicht en wegwezen. De bus zit stampvol. Vanaf checkpoint Qalandia moeten we ons opnieuw door de massa wringen op zoek naar vervoer. Ondanks het getoeter, geduw en geschreeuw, verliezen we elkaar niet uit het oog. Uiteindelijk kunnen we een plaats in een minibusje bemachtigen, dat ons rond 17 uur afzet aan het centrale Leeuwenplein in Ramallah. Bestemming bereikt.

Machtige tempel

De volgende ochtend zetten we koers naar de Olijfberg. Dat hoort gewoon bij een bezoek aan Jeruzalem. Opnieuw moeten we onderhandelen over de prijs van de taxirit. Vervelend, zeker als je weet dat ze schaamteloze tarieven aanrekenen voor toeristen, tot vier keer het normale bedrag. Onze stelregel? Halveer het gevraagde bedrag en wijk daar niet van af. Gaan ze niet akkoord, dan vertrek je maar. Een tactiek die meestal werkt, maar weet dat je dan hoogstwaarschijnlijk nog te veel betaalt.

De joodse begraafplaats op de berg is een beeld dat op je netvlies brandt. Een uitgestrekte vlakte op een glooiende helling, die uitloopt op stadsmuren vol dicht op elkaar gepakte, eenvoudige stenen grafkisten. Ook de koepels en kerkjes neergepoot op de verschillende markante plaatsen uit Jezus’ laatste dagen spreken architecturaal tot de verbeelding. De gouden koepel van de Rotstempel op de Tempelberg in de oude stad blinkt in de zon. Links ligt de berg Sion tegen de stadswallen aangeplakt.

Voor we het goed en wel beseffen, breekt onze laatste dag in Jeruzalem aan. Nog op het lijstje: de Tempelberg en Bethlehem. Stop nummer 1 is indrukwekkend. Op dit uitgestrekte rotsplateau moet de vroegere, machtige Tempel van David bezoekers de adem hebben afgesneden. Ontzag en bewondering golden, maar nu rest daar niets meer van. De tempel werd rond 67 n.C. met de grond gelijkgemaakt door de Romeinen. Typisch Romeins: tolerant en gul voor de overwonnenen zolang ze netjes in de pas liepen, maar draconisch verwoestend bij de minste opstand. De joden hielden nadien decennialang collectieve klaagsessies op het puin. Sessies die nadien verplaatst werden naar de Klaagmuur. Vandaag tref je op het domein twee moskeeën aan, de sobere Al Aqsa en de blauw betegelde Rotstempel met gouden koepel. Voor de moslims bekleedt de Tempelberg de tweede plek in de rangorde van heilige oorden.

In Bethlehem geraken we per bus. Verwacht er geen stalletje met kribbe in een weide vol schapen en herders. De Geboortekerk ligt midden in een drukke stad. De stal is een kleine, donkere crypte en de kribbe is een gat in een marmeren vloer met een ster op de rand, afgedekt met een glasplaat die overvloedig wordt gekust. Het is drummen om een glimp op te vangen. Een beetje verderop ligt de Melkgrot, waar moeder Maria moedermelk gemorst zou hebben. De druppel zou nog altijd te zien zijn in de vorm van een witte vlek op de stenen.

Vriendelijke open plek

Ramallah. We hebben het gevoel dat we aan een nieuw hoofdstuk van de reis beginnen. Alles voelt anders aan. We logeren in een hoog, modern en koud hotel in een uithoek van de stad. Die lijkt trouwens op een enorm conglomeraat van betonnen huizen en ruwe torengebouwen, dicht op elkaar en slordig neergegooid op enkele schrale heuvels. Het bruisende hart van de stad hebben we niet echt kunnen ervaren. De bouwwoede in de stadsrand valt op, met de ene halfafgewerkte toren na de andere.

Een taxi brengt ons naar PARC, een organisatie die opkomt voor Palestijnse boeren en die samenwerkt met Fair Trade. Met contactpersoon Shadi rijden we naar Jericho voor een bezoek aan twee landbouwprojecten: een fabriekje voor couscousproductie en een dadelboerderij. Het contact met de vrouwen in beide bedrijven brengt ons dicht bij het leven van Palestijnse families. We laten ons meeslepen in de gesprekken over de betekenis van de vrouwencoöperatieve, de PARC-ondersteuning en de fairtradehandel. Jericho voelt aan als een vriendelijke open plek in de Jordaanvlakte. De Dode Zee is hier slechts een boogscheut vandaan. De terugrit naar Ramallah is adembenemend. We nemen de oude weg die hoog en nauw het gebergte inkruipt. Een grillig gloeiende woestijn van bleekbruine stenen zover je kunt zien.

Toch naar Nablous

De weg naar de Dode Zee vanuit Ramallah is één lange afdaling, van een paar honderd meter boven de zeespiegel tot ongeveer 400 meter onder de zeespiegel. Onderweg zien we talloze bedoeïenenkampen. De Dode Zee zien is een piek­ervaring. Het blauwe vlak zindert in de hitte, een bekken vol water, hier en daar wit afgezoomd met strepen zoutkristal. Geen wonder dat vele asceten hier destijds een oord voor meditatie zochten. Dobberen is ronduit zalig. Je glijdt in het halfzachte water en drijft zonder moeite over het oppervlak. Gedragen, warm genietend, kun je je helemaal uitstrekken. Wel opletten dat je geen water in de ogen of de mond krijgt. Een druppel is genoeg om een ondraaglijke, innerlijke brand te veroorzaken. Maar lang kan de gelukzaligheid niet duren. Het is vroeg in de namiddag en de zon heeft veel weg van een steekvlam. Na enkele minuten laten we de zee voor wat ze is. Grondig afspoelen en een afdakje voor schaduw zoeken.

We wilden zeker Nablous bezoeken, al werd ons dat afgeraden. Ook de Palestijnen zelf horen niet graag dat je deze stad aandoet. Wellicht is dat omdat ze gezien wordt als een broeinest van Hamas. De onverzoenlijke opstelling en taal van intolerantie van de Moslimbroeders zouden de vredesgesprekken blokkeren. Maar Nablous wordt het dus toch. De oude stadskern kan niet anders dan alle zintuigen wijd openzetten. Zoveel te zien, te ruiken, te horen. Zoveel levendigheid en nabijheid. Het ene piepkleine, overvolle en chaotisch gestapelde winkeltje naast het andere. Ik laat me scheren met scheermes en schuim. Heerlijk kletsen in hakkelend Engels met de barbier en de overige klanten. Nadien kopen we versgebrande en gemalen koffie. Gewoon leuk ontspannen slenteren.

Nablous verlaten blijkt wat moeilijker te zijn. Het is een ingewikkeld gedoe om de 80 kilometer naar Nazareth te overbruggen. Eerst een taxi naar het busstation van de stad, nadien een sherutbusje tot Jenin, een sherutbusje naar Checkpoint Jenin en ten slotte een taxi naar het hotel in Nazareth. Gelukkig krijgen we bij het uitzoeken van de juiste busjes hulp van een Palestijnse jongere die het Frans goed machtig is. Onze slaapplek is een meevaller: een prachtige locatie in het hart van de oude stad. Een schitterend gerestaureerd pand met hoge boogvensters, rustgevende binnenterrasjes, klaterende fonteinen en ranke arcades. Ook onze kamer is een juweel.

Het is vroeg dag. Na het ontbijt nemen we de bus richting het meer van Tiberias. We zijn het er al snel over eens dat Tiberias niet veel soeps is, wegens de hitte (50 graden), kustdrukte en weinig te zien of te beleven. De zogenaamde Bijbelse plaatsen – hier stapte Jezus wel degelijk rond – liggen te ver van het stadje om erheen te lopen en in een taxi of sherut hebben we even geen zin. Zwemmen in het meer dan maar. Fijn, ondanks het vuile strand en de vissen die opduiken aan je tenen. Terug in Nazareth zoeken we de koelte op. We lopen de Basiliek van de Aankondiging binnen. De architectuur is verrassend modern: imposante ruimtes met schitterende glasramen.

Bahai

De stad Haifa ligt een veertigtal kilometer van Nazareth, aan de boorden van de Middellandse Zee, en is een belangrijke haven. We lopen wat verloren in de hitte in een nagenoeg dode stad – sabbat, weet je wel. De Bahaitempel die we willen bezoeken, ligt op het hoogste punt van de heuvel. Niemand weet ons precies te vertellen hoe we er het best geraken. Te voet is geen optie. Na een beetje doelloos dwalen komen we op een bredere straat waar af en toe een sheruttaxi verschijnt. We krijgen er eentje vast tegen een redelijke prijs, alweer na hard onderhandelen, die ons tot bij de ingang van de tempeltuinen brengt.

De tuinen zijn de moeite. Een dalende opeenvolging van terrassen, die uitlopen op de gouden tempel opgericht ter ere van de stichters van de Bahaireligie. Ieder terras vormt een strakke symmetrie van groen, haagjes, kiezelwegjes, trappen en waterkanaaltjes. Je kunt er enkel in groep en op vooropgezette tijden binnen.

De Bahaireligie legt de klemtoon op wat gemeenschappelijk is aan de drie grote monotheïstische godsdiensten. Ze accepteert profeten uit deze religies als gezanten van een en dezelfde God. Er is paus noch priester. De kern, zo heb ik begrepen, is het respect voor al wat leeft en de gelijkwaardigheid van alles. Eenvoudig leven te midden van de mensen en overal en altijd de vrede betrachten, dat is de houding van de Bahaiadepten (zo’n 7 miljoen) in een notendop. Haifa is hun wereldcentrum. In de gouden tempel vind je het schrijn van de stichters; hier staat hun bibliotheek met studieruimtes voor de gelovigen – ook zij hebben een heilig boek zoals de Bijbel, Thora of Koran; hier komt hun democratisch verkozen parlement samen.

Het einde van de reis nadert. Vooraleer we afreizen naar Tel Aviv, waar we het vliegtuig richting België nemen, lassen we nog een halte in Akko in. Het havenstadje, verscholen tussen hoge, sterke muren, werd gebouwd door de kruisvaarders en daarna nog verstevigd en verlevendigd door de Turken. Het is een mix van vestingen, minaretten, kerktorens, pleintjes, nauwe straten en forse muren. Charmant, een toplocatie. Tegen de avond maken we nog een boottochtje. Het stadje oogt stoer en tegelijk lieflijk, verwelkomend.

Tel Aviv, de laatste stop. De avond is mooi, sprookjesachtig. We ontdekken leuke restaurantjes en kiezen er eentje uit met tafel op het strand tussen zachtroze lichtkokers. De zee nabij, donker en rustig, en in de verte de prachtige skyline van de stad. Torenarchitectuur van de bovenste plank. Het eten is zalig, de bediening is jong en vrolijk, de nacht belooft zaligheid. Intens genieten tot de laatste snik.

Onze GRANDE reporters stellen volgend(e) hotel(s) voor in deze streek

Grande hotels