Reportagetip: Car & country in Noord-Wales

Croeso – ‘welkom’ in het Welsh – staat op het bord boven de ingang van het Castle Hotel in Conwy. Het Welsh is een van de oudste Europese talen en wint weer aan populariteit. Op het vensterraam hangt, broederlijk naast de rode Michelin-aanbeveling, een gitzwarte affiche – ook in het Welsh – voor het black tie Titanic-bal. Dat is een diner voor het goede doel, waarvan de opbrengst integraal naar het RNLI gaat, het Royal National Lifeboat Institute, een cluster van 40.000 vrijwilligers die in Wales de status van heiligen op aarde hebben.

Lamsvlees en Welshe worstjes

Chef Graham Tinsley staat ons al in vol ornaat op te wachten. Wat we denken van een stukje lamsvlees vanavond? Graham is koptrekker van het Welshe culinaire team, een professionele verbroedering van koks die de lokale specialiteiten hoog in het vaandel dragen. Dat bracht hem tot de groten der aarde én uiteraard ook tot een ontmoeting met prins Charles, Prince of Wales. Die foto koestert hij in de antichambre.

Bij valavond verkennen we het stadje, geëscorteerd door krijsende meeuwen en de geur van fish and chips. Conwy is een van de mooiste middeleeuwse nederzettingen in Noord-Wales. Het ligt beschut in een pittoreske baai, is omsloten door een dikke stadsmuur en beschermd door een imposant kasteel. Het werd in 1284 gesticht door Edward I en was in de eerste plaats een koloniale stad die de hegemonie van Engeland moest verstevigen. Als zetel van de macht groeide het uit tot een welvarende pleisterplaats, over alle oorlogen heen beschermd door de dreigende muren van het kasteel, ondertussen door de UNESCO op de Werelderfgoedlijst opgenomen. Tot vandaag heeft het dat middeleeuwse uiterlijk grotendeels bewaard.

“En daar zijn we trots op”, lacht Terry Elliot. Terry is meesterslager in The Award Winning Edwards of Conwy, een slagerij die ondertussen meer dan 120 prijzen in de wacht sleepte, vooral voor haar Welshe worstjes. “Jaren geleden heb ik beslist om dit stokoude recept nieuw leven in te blazen”, vertelt Terry terwijl zijn leverancier het wekenlang gerijpte vlees binnendraagt. “Vandaag maken we dertig variaties die we exporteren tot in Hongkong en Maleisië. De trend om culinair terug naar de basis te grijpen helpt ons enorm. Dat heeft veel te maken met de tv-chefs die steeds meer aandacht besteden aan het product, de lokale specialiteiten en de vergeten recepten.”

Koning van het zeezout

De volgende ochtend arriveren we in stijl op het eiland Anglesey, een van de grootste Britse eilanden, dat via twee bruggen over de Menai Strait verbonden is met het mainland. Moeilijk was dat niet. We kozen voor de metalen ‘Suspension’-hangversie uit 1826, toen de langste brug ter wereld.

We hebben een afspraak met de eigenzinnige ondernemer David Wilson. Deze Richard Branson-lookalike zocht een vervanginkomen voor de doodse winterse maanden aan de boorden van de Menai-zeestraat, waar hij samen met zijn echtgenote een Sea-Zoo-aquarium uitbaatte. Hij wist al langer dat het zeewater er van een uitzonderlijke kwaliteit was en dat daar zijn toekomst lag, ook al is dat strikt volgens de wet eigendom van de Queen. Na de nodige wereldwijde research en een bezoek aan het Japanse museum voor zout in Tokio stond zijn besluit vast: artisanaal zout zou zijn passie worden. Weliswaar begonnen met een kookpan in zijn badkuip, maar vandaag produceert hij een half miljoen vaatjes per jaar die geëxporteerd worden naar 22 landen. Daarvoor zijn veertien werknemers in de weer die, als dank voor de artisanale kunde, hun naam op het afgewerkte product geprint zien.

Sinds meesterchef Heston Blumenthal (The Fat Duck) het zout van Halen Môn ontdekte, kwam het gemoedelijke bedrijfje van David in een stroomversnelling terecht. En sinds de Amerikaanse president Barack Obama hier zout gemengd met vanille uit Tahiti liet aankopen om er ginds ‘smoked salt caramels’ mee te laten maken, is het hek compleet van de dam. Toch laat David zich niet van de wijs brengen. “We leven hier nog altijd in prefabcontainers”, lacht hij. “Iedereen is welkom, maar zeer regelmatig wijzen we allerlei grote distributeurs de deur. Nee, ik wil geen multinational worden, maar de beste kleine zoutproducent van de wereld,… of van Wales. Je kiest maar welke titel je me toekent (lacht).”

Klein dorp, lange naam

Enkele kilometers verderop, in het kasteel Plas Newydd, gaat het er veel formeler aan toe. Hier geen blootsvoetse manager met een stokoude Land Rover, maar de in Britse tweed gestoken David Ellender die ons op fluistertoon rondleidt in de tuin en de vertrekken van de zevende generatie van de familie van de markies van Anglesey. Ingetogen bezoeken we de imposante zalen waar de schilderijen van Rex Whistler de grote blikvanger zijn.

Een kilometer verderop is het dan weer feest. Het dorpje Llanfairpwll heeft niets speciaals te bieden; het is enkel bekend omdat het de langste naam van Europa heeft. In de negentiende eeuw heeft een maffe kleermaker, in de hoop er goed garen bij te spinnen, niet minder dan 46 letters (41 in het Welsh) aan de oorspronkelijke naam Llanfairpwll toegevoegd. Llanfairpwllgwyngyllgogerychwyrndrobwllllantysiliogogogoch staat er nu, wat zoveel betekent als ‘heilige Maria op de vijver van de witte hazelaar nabij de snelle wervelwind van de rode grot van de heilige Tysilio’.

Een foto maken van het plaatsnaambord op de stationsmuur en een postkaartje versturen zijn er klassiekers. Geen hond of kat slaagt erin de naam uit te spreken, behalve de Welshmen uiteraard. Gelukkig gebruikt de post de afkorting. Via de Red Wharf Bay en de vuurtoren van Point Lynas bollen we in tegenwijzerzin naar het noordelijke uiteinde van het eiland. Niet om er in Holyhead de ferry’s naar Ierland te zien vertrekken, maar om er in het gehucht Rhoscolyn aan te schuiven in de White Eagle Pub, de favoriete pleisterplaats van prins William en Kate.

Hoewel het personeel er zeer graag mysterieus over blijft, krijgen we van onze dienster langs de neus weg te horen dat dit eenvoudige terrasje met zicht op zee inderdaad hun geliefde hang-out is. “They’re very regular visitors”, zegt ze. “Driving their Ducati superbike along the quiet country lanes.” Wij doen het op vier wielen, volgen de smalle kustweg, wandelen onderweg een grote lus over de mooi gemarkeerde wandelpaden langs de Ierse Zee en komen in de late namiddag in Beaumaris aan, een kleine badplaats waarvan de naam is afgeleid van het Franse ‘Beau Marais’, verwijzend naar het moeras waar het is ontstaan. In Ye Olde Bull’s Head Inn, de oudste pub van de stad, drinken we een Draught Bass en bewonderen we de collectie sabels en historische pistolen.

Een bed van één ton

“Gentlemen: enter history!” Net voor de busladingen toestromen, kuieren we door de koele zalen van het Penrhyn-kasteel, een gigantische imitatie van een middeleeuwse versie, maar deze is amper 150 jaar oud. Gebouwd door een schatrijke lord als ‘zomeroptrekje’ in de groene gordel van het provinciestadje Bangor, en een mooi voorbeeld van de wijsheid dat geld en goede smaak geen logisch huwelijk vormen.

We zien talloze vertrekken die een perfecte afspiegeling zijn van het kasteel in zijn totaliteit: overdadig, protserig en buiten elke proportie. De ware apotheose is het bed, dat ruim één ton weegt en dat Lord Pennant ter ere van het bezoek van koningin Victoria had laten houwen uit leisteen – zijn bron van inkomsten: hij was de grote baas van talrijke groeven in de omgeving, goed voor drieduizend arbeidsplaatsen.

Jammer genoeg weigerde de vorstin erin te slapen. Ze merkte op dat het meer weg had van een mausoleum dan van een bed. Kortom: Penrhyn Castle is zó’n orgie van slechte smaak dat het een bezoek waard is. Na een potje thee met handmade shortbreads sturen we de heuvels in. Next stop is Porthmadog en daarvoor moeten we door Snowdonia, een nationaal park met kale, ruwe heuvels waarvan Snowdon met zijn 1.085 meter de hoogste piek is.

Het park is een echte aanrader voor wie houdt van wandeltochten en pure natuur. Het landschap is mooi en gevarieerd: soms donker en woest, dan weer groen en vol meren. En dat weten ze blijkbaar ook in Hollywood, want het ongerepte gebied heeft dienstgedaan als decor voor de film ‘First Knight’, de legende van King Arthur met Sean Connery en Richard Gere in de hoofdrollen.

Maar ook James Bond weet hier de weg (‘The World Is Not Enough’), net als de briljante boogschutter Robin Hood. “Rond die hoogste top is trouwens heel wat te doen geweest”, vertelt het baliemeisje in het kleine infokantoor op de Pass of Lianberis. “Toen bekend raakte dat een groot deel ervan verkocht zou worden, legde de legendarische Hollywood-acteur Sir Anthony Hopkins prompt niet minder dan één miljoen pond op tafel om de berg te redden.” En zo gebeurde.

Van een tv kun je niet proeven

Na een voortreffelijk diner, dito nacht met open ramen in kamer ‘Y Goeden Geirios’ (de kersenboom) en een charmant Engels ontbijt drinken we koffie met chef Chris Chown op de porch van het Plas Bodegroes, ‘a hotel of distinction’ dat zich eerder profileert als ‘a restaurant with rooms’ .

Eigenlijk wou Chris het, na een carrière van bijna dertig jaar chef, wat kalmer aan doen op deze verlaten landtong in Wales, maar hij kan het niet laten om vrijwel dagelijks met zijn jonge sous-chefs de keuken in te gaan. “Na veertien jaar een Michelinster verdedigd te hebben, droomde ik van een rustig leven”, vertelt hij. “Maar dat is natuurlijk jezelf bedriegen. Eens chef, altijd chef. Bovendien blijft het big fun. Vijftien jaar geleden kon je hier amper kwaliteitsproducten krijgen, nu kan ik binnen de 24 uur aan alles geraken. Wat niet wil zeggen dat ik nu hip en werelds kook. Nee, ik blijf bij mijn rurale keuken van zalm, eend, lam, noem maar op. Alleen is het bijgestuurd, verfijnd, zonder modieus te willen zijn. Wie hip wil doen, moet in Londen zitten, niet op een vergeten kustlijn in Noord-Wales.” De lokroep van het sterrendom van de tv-chefs laat Chris aan zich voorbijgaan. “Waarom zou ik? Een boek of tv geurt niet, je kunt er niet van proeven (lacht). Maar mijn gasten kunnen dat wel, en daar doe ik het nog voor. Dat kleine keukenteam, dat directe contact, dat is het echte plezier van een chef. Geluk kun je zoeken, en het is niet verboden.”

Naar verstopte stranden

Wales bulkt van de hidden beaches, en een van de toppers is het piepkleine haventje Port Dinllaen bij het dorp Nefyn op het schiereiland Lleyn. Hier bevindt zich niet alleen een klein zandstrand in een romantische u-vormige baai, maar ook Ty Coch Inn, een formidabele visserspub – sinds 1827 – met groot terras waar ‘Dark Side of the Moose’, een amberkleurig lokaal bier, op tap staat.

En dat is de verplaatsing waard! ’s Namiddags volgen we de ruige kustlijn met brede zandstranden in zuidelijke richting. Net voorbij Portmeiron betalen we een halve pond tol om over een stokoude single lane brug te mogen rijden, en in Harlech worden we van onze sokken geblazen door het artisanale ijs van de Castle Creamery, dat daarvoor recentelijk bejubeld werd met een ‘Great Taste Award'. Sindsdien kan niemand hier voorbij zonder het vlierbessenijs geproefd te hebben, hun met een zilveren medaille bedachte prijsbeest. “Al jaren verdiepen we ons in artisanaal ijs”, vertelt de goedlachse Jeanne Morgan. “Maar sinds de food award zijn we echt doorgebroken. Ondertussen hebben we een gamma van tachtig smaken, maar er worden er slechts twintig tegelijk aangeboden."

Het beste lam van de heuvel

In Wales leven tien miljoen schapen. Negenhonderd daarvan worden jaarlijks aangeleverd door Aled Owen, een fokker die zich gespecialiseerd heeft in elf van de zeventig beschikbare rassen. Meer dan dertig jaar al draagt hij zijn steentje bij aan de torenhoge reputatie van het Welshe lam en hij deelt die ervaring enthousiast met elke geïnteresseerde bezoeker. “Onze kwalitatieve heuvelgraslanden zijn natuurlijk de basis van het succes”, vertelt hij ons die ochtend terwijl zijn border collie zich in de ochtendmist amuseert door enkele uitgebroken schapen terug binnen te drijven. “Gecombineerd met het feit dat we hier als boer nog plaats zat hebben. Zitten er in de low lands gemiddeld twintig schapen op een hectare land, dan zijn dat er hier op de high lands amper twee. En die vrijloop proef je.”

Eenzelfde verhaal horen we enkele mijlen verderop bij Lord Newborough, manager van de Rhug Estate, een megaboerderij van 3.500 hectare die gespecialiseerd is in Aberdeen Angus beef, free-range witte en bruine kippen (hij noemt de bruine de Rolls onder het pluimvee), een uniek gekruist ras Duroc-varkens, bizons en kalkoenen. Hoewel de zwijgzame lord geen schrik heeft van commercieel denken – hij opende een kleine supermarkt op het domein met de beste selectie lokale specialiteiten, inclusief artisanale topproducten uit het hele land én een inhouse slagerij – blijft hij het basisidee van het bedrijf trouw. “Al sinds 1988 leggen we ons toe op een doorgedreven organische productie”, vertelt hij in zijn bemodderde terreinwagen onderweg naar de weilanden van zijn runderen. “En we gaan daar ondertussen zo ver in dat we constant investeren in de nieuwste realisaties, zoals windmolens, zonnepanelen en bioverwarming. En omdat ik commercieel niet té afhankelijk wou worden van de supermarkten, hebben we onze eigen merknaam en distributie op poten gezet. Met succes, denk ik. De Rhug Estate is in de foodiewereld ondertussen een begrip geworden; niet alleen in de betere Londense Michelinresto’s die we driemaal per week bevoorraden, maar ook tot bij de grote inkopers in Hongkong, Dubai en Singapore, die steeds meer Welshe producten inkopen.” Wanneer hij ons later terug aan zijn winkel afzet en de gemiddeld drieduizend klanten per dag ondertussen de parking laten vollopen, merken we tevredenheid op zijn sfinxengelaat. “Mwynhewch eich ymweliad i Gymru, geniet nog van je verblijf in Wales”, roept hij ons na.

Onze GRANDE reporters stellen volgend(e) hotel(s) voor in deze streek

Grande hotels

GRANDE reporter Gert Van Wichelen
bezocht dit hotel en schreef:
"

Aan het sympathieke sluizencomplex van Crinan genieten gasten van het authentieke en charmante karakter van het Crinan Hotel. De familie Ryan laat iedereen zich meteen thuis voelen met hun gezellige warmte en gastvrijheid!

..."
GRANDE reporter Gert Van Wichelen
bezocht dit hotel en schreef:
"

Radisson Blu Hotel City Centre verwelkomt je in het hart van de oude stad in Edinburgh. Op een boogscheut van talloze bezienswaardigheden droom je weg in een stijlvolle kamer met een moderne en strakke inrichting: een hemels verblijf!

..."
"
The Caesar is een van de weinig betaalbare boetiekhotels in de Britse hoofdstad. De receptie ademt een rustige loungesfeer uit en op het ontbijtbuffet is het smullen van de chocoladebroodjes, verse ananas en parmaham.
..."
"

Een topper in het hippe Soho: het Sanctum Soho Hotel groepeert twee victoriaanse panden, die tot een mekka van hypermodern design werden getransformeerd. De daktuin is de kers op de taart.

..."
"

The Courthouse, hartje Londen, heeft een zwaar verleden. Zowel John Lennon, Oscar Wilde, Christine Keeler, Keith Richards als Mick Jagger kwamen hier ooit terecht, toen dit pand nog fungeerde als oppergerechtshof. Vandaag vinden de vips hun bezoek hier interessanter.

..."
"

Fun-fun-fun, dat is de sfeer die dit hotel in Brighton, aan de Engelse zuidkust, uistraalt. Golvende vormen, hevige kleuren en grappige meubels zorgen in de kamers en de gemeenschappelijke ruimten voor een funky effect. De bar groeide uit tot een hotspot voor de lokale fine fleur.

..."
"

Voor een weekendje uitwaaien in een typisch Engelse badstad, uiteraard met pier, moet je in Hotel Burlington in Worthing zijn. Dit karaktervolle adresje dateert uit 1865 en vind je op slechts een halfuurtje rijden van het hippe Brighton.

..."