Reportagetip: Eilanden in de Indische Oceaan: Madagaskar, betoverende baobabs en prehistorische lemuren

Madagaskar wordt wegens zijn okerkleurige aarde het ‘rode eiland’ genoemd. Maar toeristen komen er vooral voor het groen. Als ‘Galapagos van Afrika’ is de inheemse rijkdom van Madagaskar een magneet voor natuurliefhebbers. Het vierde grootste eiland ter wereld is doordrenkt van magie: tachtig procent van de planten en dieren komen nergens anders ter wereld voor.

Drijvend tussen Afrika en Azië

De unieke fauna en flora op Madagaskar is te danken aan de afgescheiden ligging van het eiland op 400 kilometer van het Afrikaanse vasteland ter hoogte van Mozambique. 160 miljoen jaar geleden scheurde het eiland zich los van Gondwanaland, het oercontinent dat uiteendreef tot de huidige werelddelen. Madagaskar is 1.600 kilometer lang en heeft een maximale breedte van 650 kilometer.

Ten tijde van de Franse kolonisatie groeide het kosmopolitische Antananarivo uit tot economische en politieke hoofdstad in het hartje van Madagaskar. De inwoners van Madagaskar, de zogenaamde ‘Malagassiërs’, noemen hun hoofdstad ‘Tana’. In het stadsbeeld is het koloniale verleden nog steeds terug te vinden in de historische gebouwen en de Franse keuken.

In Antananarivo kan het broeierig warm zijn. De gemiddelde temperatuur schommelt tussen de vijfentwintig en de achtentwintig graden. Madagaskar heeft een tropisch klimaat. Van april tot oktober is het droog seizoen en tussen november en maart nat seizoen. De beste reisperiode is van mei tot oktober: dan heb je de meeste zon en de minste regen.

Stenen woestenij

We maken een rondrit langs de mooiste plekjes van het eiland. Vanuit ‘Tana’ trekken we richting het zuiden naar het prachtige zandsteenmassief van Isalo. Voor de veehouders van Bara is het nog steeds heilige grond. Hun voorvaderen die in de kale rotswanden begraven liggen, genieten van een verdovend stil panorama. Weer en wind erodeerden het gebergte tot grillige vormen. Een ondergrondse rivier mondt uit in de verrassende Piscine Naturelle, een perfecte palmboomoase in de stenen woestenij.

Surrealisme troef in Fort Dauphin

Vervolgens rijden we door naar het uiterste zuiden van Madagaskar. In een straal van zestig kilometer rond Fort Dauphin liggen maar liefst drie klimaatzones: regenwoud op de heuvels, moeras langs de kust en stekelbos in het binnenland. Het meest bijzondere landschap van het eiland lijkt wel een surrealistische droom van spiraalvormige cactusbomen, giftige doornbossen en totempalen.

De totempalen zijn handgesneden versieringen van de graven voor de gestorven Maháfaly, een etnische groep Malagassiërs die leven in het zuiden van het eiland. Ze vereren de stamhoofden die er heersten vooraleer de Fransen Madagaskar koloniseerden. Ook op andere plekken in het zuiden van Madagaskar worden deze leiders herdacht. Zo liggen grote, rechthoekige Maháfaly-graven vervaardigd uit natuursteen verspreid in het landschap. Bovenop vind je de horens van geofferde zeboes.

Strijd tussen mens en natuur

We ruilen het zuiden in voor het westen, waar we aankomen in Mondrava. Al enkele jaren is het dorp de trekpleister voor toeristen die het westelijke Madagaskar willen verkennen. Maar van een overrompeling is geen sprake. Het strand is paradijselijk en verlaten, met trosjes palmbomen en een eenzame wandelaar die aangespoelde sprotjes langs de vloedlijn verzamelt. Gedroogd zullen ze op de markt te koop liggen, tussen de tomaten en de wortelen, de zakken rijst en de maniok, de gember en wierook, droge inktvis en vreemde vruchten. Toch blijf je in Afrika nooit lang zonder gezelschap: “Salut Vazah (blanke vreemdeling)”, lachen twee meisjes op het strand, terwijl ik naar de mangrovebossen stap. “Inan vowvow (hoe is het)?” vraag ik. “Tsimis (geen nieuws)”, lachen de kinderen. Het rituele vraag-en-antwoordspel is een geruststellende formele begroeting op het eiland.

Madagaskar ligt afgescheiden van de rest van de wereld. Zo ontwikkelde de flora en fauna zich op volstrekt originele wijze. Toen de eerste bewoners uit Afrika, Indonesië en Maleisië 1.500 jaar geleden voet aan wal zetten op het eiland, hadden zij niet alleen invloed op de Malagassische tradities en cultuur. Tegen deze immigranten maakte de prehistorische fauna - zoals drie meter hoge olifantsvogels met eieren groter als een rugbybal en maki’s struis als een kalf - geen schijn van kans. Sindsdien is de spanning tussen de uitbundige natuur en rijstcultuur, ecologie en eten een constante in de geschiedenis van het land. De Malagassiërs zijn de grootste rijsteters ter wereld.

Surrealistische Baobabs

In het hoogland ten zuiden van de hoofdstad Antananarivo ruimt regenwoud plaats voor rijstvelden. Het regenwoud staat onder druk. Dat is ook slecht nieuws voor de gigantische baobabs - ook wel apenbroodbomen genoemd - die ondersteboven uit de hemel lijken geploft te zijn en kriskras tussen de rijstvelden staan. Even buiten Morondava rijden we met onze jeeps langs de Avenue de Baobabs, een van de bekendste plaatsen van het eiland. De majestueuze apenbroodbomen, met hun stammen als torens en belachelijk korte takken, verlenen de dreef een surrealistische grandeur: een landschap van lotusvijvers en rijstvelden, met de bomen als onwereldse antennes aan de horizon.

De baobab Grandidier, naar de naam van de Franse onderzoeker die de boomsoort identificeerde, is een bewijs van de Malagassische soortenrijkdom: van zeven bestaande soorten apenbroodbomen komen er zes enkel op het eiland voor; in heel het vasteland van Afrika vind je maar één soort. De bomen, die tot tweeduizend jaar oud kunnen worden, dateren uit de tijd van het oercontinent, miljoenen jaren geleden.

Maar nu zijn ze bedreigd door de chemicaliën van de enorme suikerrietplantages. Van die plantages spoelen de vervuilende stoffen naar de rijstvelden rond de bomen. De vraag is of die baobabs op termijn kunnen gered worden, want de suikerrietplantages zijn erg belangrijk voor de economie van Madagaskar, een van de armste landen ter wereld. Het is die industrie die de dorpen in leven houdt.

Nachtelijke natuurwandeling

Na twee uur rijden richting het noorden komen we aan bij het woud van Kirindy. Dat is een geslaagd experiment in duurzaam bosbeheer. De beheerders hebben een visie en investeren in sanitair en logies voor de overnachtende toeristen. De eenvoudige chalets midden in het woud garanderen ongedwongen ontmoetingen: bruine maki’s (lemuren) met een vossensnuit schooien naar voedsel en bespieden mij met uitpuilende ogen terwijl ik in openlucht een douche neem. Schuw zijn de diertjes allerminst. De handen van de halfapen, met menselijke vingers, getuigen van onze verre voorouderlijke verwantschap. Op het vasteland werden de lemuren uitgeroeid door intelligentere apen. Onze gids legt uit: “Door de vroege afscheiding van het eiland hebben de Afrikaanse apen Madagaskar nooit bereikt. Zonder voedselconcurrentie van apen of zonder roofdieren hadden de lemuren weinig nood om te evolueren: het zijn levende fossielen. Van de tientallen soorten zijn sommige met uitsterven bedreigd door het verdwijnen van hun habitat. Nieuwe species worden nog ontdekt, zoals de (op één na) kleinste primaat, een vijfentwintig gram lichte muismaki.”

Tijdens de nachtelijke wandeling bij volle maan bespeuren we vijf soorten lemuren. Grote rode ogen reflecteren in het schijnsel van onze zaklampen om dan snel in het donkere woud te verdwijnen. De platstaartgekko en slapende kameleons zijn in hun camouflagekleuren nauwelijks op de boombast te onderscheiden. Tweederde van alle gekende kameleonsoorten, sommige zo klein als een kindervinger, andere zo groot als een onderarm, leven op het eiland.

Magisch Belo

Vanuit het park van Kirindy rijden we naar Belo. Hier vindt elke vijf jaar aan de rivier Tsiribihina een ‘Fitampoha’ plaats, het wassen van koninklijke relikwieën. Dat is een ritueel van de etnische bevolkingsgroep ‘Sakalava’. Mensen vanuit heel Madagaskar strijken neer om deel te nemen aan dit tiendaagse ritueel in een artificieel dorp, volledig geconstrueerd uit riet. Bij deze traditie laten vrouwen de geesten van de koningen in zich, waardoor de koningen zich terug tussen de levenden bevinden. Vervolgens duiken de mannen onder toezien van een ceremoniële prinses met de koninklijke relikwieën onder water om ze te wassen.

Het leven op Madagaskar is doordrenkt van magie. De Malagassiërs menen dat de doden springlevend zijn. Op gezette tijden worden de botten van de overledenen uit hun graf gehaald. Zo maken de Malagassiërs duidelijk dat de doden in hun gedachten verder leven. Deze rituelen gaan gepaard met grote dorpsfeesten.

Langsheen hobbelig land

Vanaf Belo komen de jeeps goed van pas. De 90 kilometer lange weg naar Bekopaka richting het noorden is een slakkengang van mul zand, putten, kuilen en boomkraters. De ruw masserende hobbelweg is lang en tijdens het regenseizoen onberijdbaar. De zacht glooiende heuvels dragen de sporen van de branden die aan het eind van het droge seizoen dor gras ruimen, met zwartgeblakerde bomen als dode luciferstokjes. ‘Tavy’, de verschroeiende landbouwtechniek, zet jaarlijks een kwart van het eiland in vlammen: vers gras voor de zeboes, de runderen met een bult tussen hun schouderbladen, maar een ramp voor de eroderende aarde.

Rotsen gekarteld als vleesmessen

Na een helse rit komen we aan in Bekopaka, de toegangspoort voor het Nationaal Park van Bemaraha. De ‘Tsingy’, de wereldvermaarde vlijmscherpe kalksteenformaties, danken hun naam aan het Malagassische ‘op je tenen lopen’ en werden sinds hun UNESCO-erkenning als werelderfgoed een icoon van Madagaskar. Tot 1998 was het gebied enkel toegankelijk voor wetenschappers. En nog altijd is de lange rit ernaartoe een garantie dat weinig bezoekers de reis wagen.

Vanuit onze primitieve kano op de rivier zijn de loodrechte kliffen spectaculair, met een stilte enkel onderbroken door vogelgefluit en het geritsel van witte sifaka’s die met hun marsipulamistaarten door de boomkruinen slingeren. Tussen de als vleesmessen gekartelde rotsen, een labyrint van nauwe gangen en kloven, lopen loopbruggetjes en ladders naar mooie uitkijkpunten over de piekende Tsingy en naar een grot, waar de sjamaan in contact treedt met de voorvaderen.

De ontmoeting met een slang jaagt ons geen angst aan, want behalve schorpioenen en muggen leven op het eiland geen schadelijke dieren. In het Relais de Tsingy, enkele bungalows op een heuvel met zicht op het meer, genieten we van het weidse panorama en de vogelshow, waarin de zalmroze hop-hop, met spitse snavel en bonte waaierkuif, uitblinkt. En waar we ervaren dat het beste wat de Franse kolonisator achterliet, zijn keuken was. Deze Franse kolonisator stond ongetwijfeld met zijn mond vol tanden toen hij de uniek fauna en flora van Madagaskar ontdekte.

Copyright foto's: Rod Waddington, Hanna Findlay, Paolo Crosetto
Onze GRANDE reporters stellen volgend(e) hotel(s) voor in deze streek