De perfecte weekendbestemming in het najaar: Moezel aan de macht

Gezellige wijndorpen, schilderachtige vakwerkhuizen, een dromerige burchtruïne op een eenzame heuveltop, legers van wijnstokken die strak in het gelid tegen steile hellingen op marcheren. En dan de Moezel zelf: een glinsterend kralensnoer dat zich door een fraai geboetseerd landschap slingert. Een mens wordt er zowaar lyrisch van. Geen wonder dat romantisch gestemde zielen en levensgenieters hier al eens uit de bocht gaan. Onze reporter liet zich gewillig strikken in de vele Moezellussen tussen Bernkastel-Kues en Cochem.

Bernkastel-Kues: leven in een sprookje

Je moet er natuurlijk van houden, maar Bernkastel is wellicht wel het pronkstuk uit de etalage van schilders en dichters die zich in het verleden door een soort romantisch-weemoedig levensgevoel lieten inspireren. Als je ’s avonds het stadje binnenrijdt, waan je je meteen in de donkere middeleeuwen, waar roofridders op pikzwarte hengsten met geschaakte jonkvrouwen door de wouden dwalen. Ik loop door de oeroude stadspoort naar het pittoreske marktplein en verdwijn al vlug in een sprookje van de gebroeders Grimm of een prentenboek van Anton Pieck.

Eeuwenoude vakwerkhuizen rond de Sint-Michaëlsfontein houden elkaar in een wankel evenwicht: het dieprode raadhuis met zijn renaissancegevel, het popperige Spitzhäuschen, en de statige Adler-apotheek met zeven verdiepingen. Sommige huizen zijn gedecoreerd met gesculpteerde houten maskers die, naar heidens gebruik, boze geesten op afstand moesten houden. Op de omringende heuvels strekken zich de alomtegenwoordige wijnvelden uit die zorgen voor der gute Tropfen im Glas.

Het bijzonder zachte klimaat aan de Moezel, de vele zonuren, de uitstekende ligging van de wijnbergen met hellingspercentages tot 67 procent, de warmtebestendige en vochtvasthoudende leisteen (de lay) en het vakmanschap van een nieuwe generatie knappe wijnboeren. Ze zijn allemaal medeverantwoordelijk voor enkele uitzonderlijke rieslingwijnen. We steken de brug over en gaan naar het stadsdeel Kues (zelf zeggen ze hier Koes), waar gids Annelie ons in het Sankt Nikolaus-hospitaal opwacht. Daar maken we kennis met de beroemdste zoon van de stad, Nikolaus Cryfftz, die als ‘Cusanus’ een blitzcarrière maakte.

Cusanus

Niek was een schrander kereltje dat hier als zoon van een visser in 1401 geboren werd. Hij werd door zijn pa Nikolaus gedoopt, naar de patroon van zeelieden en schippers, en ‘Krifts’ was de populaire achternaam die in het Moezelfrankische dialect van hier ‘kreeft’ betekent. Wij bezoeken de gotische kapel en de kruisgang van het Sankt-Nikolaus-Hospital dat Nikolaus hier in 1451 stichtte als hospitium of opvanghuis voor 33 (de leeftijd van de Heer toen hij stierf) behoeftige oude mannen van zijn geboortestad.

Samen met de bibliotheek staat dit complex inmiddels op de lijst van het Unesco-werelderfgoed. Die bibliotheek is echt wel een unicum, een van de weinige en kostbaarste privébibliotheken ter wereld, met niet minder dan 314 handschriften en 84 incunabels of vroege drukken, waaronder een Gutenberg en het eerste boek van Marco Polo. In de historische gewelvenkelders van het hospitaal is nu een vinotheek ondergebracht, waar je meer dan honderd Moezel-, Saar- en Ruwerwijnen kunt degusteren en kopen. De wijnconsumptie in het oude hospitaal, nu een bejaardentehuis, is wel drastisch beperkt, zo weet Annelie. In de tijd van Cusanus was twee liter gratis wijn per dag het vaste rantsoen, terwijl de senioren van nu het met één gratis glas per week moeten stellen.

Cochem: stad met een stamboom

Een ideale plek om een leuke stadswandeling te beginnen in dit wel erg populaire Moezelstadje is de grote stamboomtafel op de Markt. Daar wacht gids Heinrich ons op in het selecte gezelschap van een paar waggelende ganzen, die voor hun dagelijkse ontbijt de drukke Bundesstraße zijn overgestoken. Heinrich steekt meteen van wal met de ‘stamboom’ van Cochem en fietst daarbij vlotjes van de Kelten over de Romeinen (Villa Cochuma) naar de Franken. Die hebben hier blijkbaar allemaal graag gewoond en wisten het aangename, mediterraan aandoende klimaat en de moezelwijn best te appreciëren.

Na dit historische ommetje neemt de gids ons op sleeptouw en struinen we door enge, middeleeuwse steegjes met veel fraai vakwerk naar het hogere stadsgedeelte. Hier woonden ooit de leerlooiers of Gerber. Onze gids heeft genoeg smeuïge verhalen in petto, want de stad is een literaire goudmijn van sagen en legenden waarin ridders, roversbenden en vreemde snoeshanen elkaar voor de voeten lopen. We klimmen nog hoger en aan het oude kapucijnenklooster, nu een cultureel centrum, hebben we een mooie blik op de machtige burcht die de stad en de omringende wijngaarden domineert.

Terwijl we via het kerkhof naar beneden lopen, brengt de stadsgids met kleurrijke en kluchtige anekdotes het leven van lang overleden inwoners van dit stadje tot leven. “Met een hoog waarheidsgehalte”, drukt hij ons op het hart. We passeren de Sint-Martinuskerk met haar Welsche Haube (Franse kap) en het roze renaissancestadhuis met erker en beginnen dan aan de klim langs enkele wijngaarden naar de imposante Rijksburcht van Cochem hoog op de heuvel, vanwaar je een prachtig uitzicht hebt op het stadje en de omringende wijngaarden.

Kattenstad Zell

In Zell krioelt het, zoals bekend, van de ‘Schwarze Katzen’. Dit aardige wijnstadje in het centrum van het omliggende Zellerland is een van de bekendste plekken aan de Moezel, maar ook een van de grootste wijnbouwgemeenten van Duitsland. Het heuvelige landschap met een zee van wijnstokken boven de stadskern liegt er niet om: de harde leisteenlagen die de warmte vasthouden, zijn de ideale bodem waarop de rieslingdruif tot volle rijpheid komt. We zijn hier in de thuisbasis van de bekende ‘Zeller Schwarze Katz’, een merknaam die menige wijndrinker wel vertrouwd in de oren zal klinken.

Op het marktplein staat een monument ter ere van die zwarte kat, die volgens de legende in een moeilijk onderhandelingsproces de knoop drastisch heeft doorgehakt. Blijkbaar konden enkele Akense wijnhandelaars het tijdens een proeverij niet eens geraken met een wijnboer uit Zell, waarop de degustatie ontaardde in een hevige ruzie. Plots sprong een zwarte kat op het vat en verdedigde het met haar scherpe klauwen. De handelaars gaven zich gewonnen en verkochten de wijn voortaan onder de naam ‘Zeller Schwarze Katz’. Dat heeft de wijnstad geen windeieren gelegd. Je kunt er zalig flaneren in de kronkelende straatjes van de historische binnenstad met de talrijke vakwerkhuizen, winkeltjes, wijnhuizen en restaurants.

Het barokke keurvorstelijke kasteel met de twee ronde gotische torens en een voormalige kruittoren geven het geheel een historische toets. Wandelaars komen er in de omringende wijnvelden ruimschoots aan hun trekken. Ik kies voor de Collis-wandeling, die aan de Zwarte Kat-fontein van start gaat en langs wijngaarden en de oude vestingmuur vrij steil omhoog gaat tot aan de Collis-toren. Onderweg is het af en toe puffen geblazen als een steil stuk over de smalle paden die in de rotsen uitgehouwen zijn, nijdig in de kuiten bijt. Eenmaal boven word je vorstelijk beloond met een prachtige panorama: het stille dorp in het dal met de rivier die blikkert in de late zon, de verkleurende wijngaarden, de resten van de middeleeuwse stadsmuren met twee fotogenieke torens en de Mariaburcht aan de overkant.

Traben-Trarbach: charmant jugendstilstadje

Het contrast tussen de middeleeuwen aan de Moezel en de moderne tijd is nergens duidelijker dan in Traben-Trarbach. Ook hier toont het Moezellandschap zich weer van zijn mooiste kant, met de alomtegenwoordige wijnvelden, de rondvaartboten op de rivier en de Grevenburchtruïne op de heuvel. Maar de stad met de dubbele naam heeft nog meer troeven in huis. En dat heeft alles te maken met een aantal welstellende wijnhandelaars en industriëlen en hun interesse voor de toenmalige populaire architectuur: art nouveau of jugendstil.

Gids Günther wijst me op een paar fraaie staaltjes van jugendstilhuizen die hier omstreeks 1900 opgetrokken werden. We zijn in de belle époque en het stadje stond bekend om de export van Moezelwijnen naar Engeland en het verre Amerika. Nauwelijks te geloven, maar echt waar: na Bordeaux was Traben-Trarbach in het begin van de twintigste eeuw de grootste wijnoverslagplaats (15 miljoen liter!) van Europa. Helemaal in de euforische geest van de tijd – de Eerste Wereldoorlog zou daar in 1914 abrupt een einde aan maken – lieten welvarende handelaars mooie panden, warenhuizen en hotels optrekken in de populaire bouwstijl van die tijd. En in Traben-Trarbach staan er wel wat. We nemen een kijkje in een bakkerswinkel en bewonderen de toonbank waar gestileerde lelies, tulpen en vogels vrolijk door elkaar kringelen.

Wandeling door de onderaardse wijnkelders

Daarnaast is een kelderwandeling door enorm lange, met kaarsjes verlichte gangen, die zelfs onder hoofdstraten naar de Moezel doorlopen, beslist een aanrader. De gids vertelt je alles over de geschiedenis van de wijnbouw in de streek, de gewelvenbouw van de kelders, de geëtaleerde reuzenvaten, het zware werk van de kuipers en vatenrollers, de ongevallen bij het takelen, het gevaarlijke werk in de onverlichte kelders en de teloorgang van het wijnbouwersvak. In het dorp waren er voor de Tweede Wereldoorlog nog 146 wijnboeren, na de oorlog nog 64 en momenteel nog 3. Zwaar werk in moeilijke omstandigheden (steile hellingen en enkel manuele pluk) waarvoor al vele jaren hoofdzakelijk hardwerkende en erg gerespecteerde Oost-Europese seizoenarbeiders ingeschakeld worden. Er wordt in de onderaardse kelders ook de jaarlijkse kerstmarkt gehouden, toepasselijk ‘Mosel-Wein-Nachtsmarkt’ genoemd.

Onze GRANDE reporters stellen volgend(e) hotel(s) voor in deze streek

Grande hotels

"

Wij logeerden in Hotel Birkenhof, een hotel dat al generaties wordt uitgebaat door de familie Dietrich en zich onderscheidt door zijn gastronomische streekkeuken. Bij het ontbijt wordt huisgemaakte charcuterie geserveerd. De kamers zijn ruim, maar klassiek van snit.

..."