Reportagetip: De magische driehoek Assisi-Gubbio-Perugia

We ontdekten in Umbrië, het groene hart van Italië, de driehoek Assisi-Gubbio-Perugia. De drie steden bieden een overvloed aan cultuur en gastronomie, de omringende heuvels nodigen uit tot wandelen of fietsen. Vlakbij ligt ook een van de grootste meren van Italië, Lago Trasimeno.

In de voetsporen van San Francesco

Assisi, de geboortestad van Sint-Franciscus, is al eeuwenlang een bedevaartsoord. Francesco di Bernardone – zo luidde de wereldse naam van de heilige Franciscus – werd in 1182 geboren als zoon van een rijke koopman. In zijn jonge jaren was hij een losbandig fuifnummer, maar hij kwam tot inkeer. Hij schonk zijn bezittingen weg en ging bedelen voor de armen. Voor zichzelf hield hij alleen een pij en de heilige armoede over. Zijn enige nalatenschap was de kloosterorde van de franciscanen, ook bekend als de minderbroeders.

Het langgerekte Assisi ligt boven op een berg. We parkeren aan de Piazza Mateotti en belanden meteen in het centrum. Op de Piazza del Comune omringen monumentale gebouwen een leeuwenfontein. Gekneld tussen twee gebouwen staat nog de gevel van een Romeinse Minervatempel. Pronkstuk van het plein is het veertiende-eeuwse Palazzo dei Priori. Even verderop is de Chiesa Nova gebouwd op de vermoedelijke geboorteplaats van Franciscus. Nog een bezienswaardigheid is de Basilica di Santa Chiara, gewijd aan Franciscus’ volgelinge Sinte-Clara. Sinte-Clara beleed net als haar mentor de heilige armoede en stichtte de kloosterorde van de clarissen of arme klaren.

Assisi is een kleine en beloopbare stad, maar de straten gaan er flink op en neer. Het bezoek is tegelijk een fitnesskuur, zeker als je ook de Rocca Maggiore beklimt. Je wordt wel beloond: van op de burcht word je getrakteerd op een prachtig panorama. Aan het uiteinde van het stadje vind je het hoogtepunt van het bezoek: de Basilica di San Francesco. Het is een drietrapsgebouw, want één kerk volstond niet om Franciscus te eren. Boven de crypte, een sombere ruimte waar de heilige begraven ligt, bevinden zich een benedenkerk en een bovenkerk, allebei gebouwd in de dertiende eeuw, kort na het overlijden van Franciscus. In de benedenkerk prijken fresco’s van Cimabue, Giotto, Martini en de broers Lorenzetti. In de bovenkerk beelden 28 fresco’s van Giotto het leven van Franciscus uit. Beide kerken zijn rijkelijk aangekleed, het mocht iets kosten in die tijd. De Heilige Kerk had het blijkbaar niet begrepen op Franciscus’ heilige armoede…

Alleen op een berg

Guido Gezelle schreef het ooit: 'Gij badt op enen berg alleen.' De poëet doelde op Jezus, maar het kon evengoed Sint-Franciscus zijn. Om te bidden en te mediteren trok de heilige naar de Monte Subasio. Nu nog doen dagelijks tientallen bedevaarders en sportievelingen de steile klim over. Het is een prachtig parcours, maar eerlijk is eerlijk: wij deden het met de auto. Aan het einde van de tocht wacht de Eremo delle Carceri, gebouwd op de plek waar Franciscus in afzondering ging. Volgens de overlevering voerde hij er gesprekken met de vogels. Hij schreef ook een poëtisch lied over de wonderen van de schepping. Krijg je er niet genoeg van? In de benedenstad Santa Maria degli Angeli, vijf kilometer buiten het centrum van Assisi, staat de Basilica Papale, een imposante basiliek gebouwd op de plaats waar de heilige overleed.

Gubbio, een must see

Na de dosis religie is het tijd voor de volgende bestemming: Gubbio. De rit erheen is de moeite. De Umbrische landschappen zijn nog ongerepter en natuurlijker dan in Toscane, waar de mens meer heeft ingegrepen.

Het middeleeuwse Gubbio met zijn wirwar van steegjes en pleinen is een van de mooiste plekken in Umbrië. Het ministadje is bezaaid met tientallen palazzi en kerken. De auto laat je beter achter op het gratis parkeerterrein naast het Teatro Romano, gebouwd in de eerste eeuw voor Christus en dat plaats bood aan zesduizend toeschouwers. Aan de overkant van de Viale Teatro Romano kom je via een doorgang op de Piazza Bruno en vandaar in de Via dei Consoli. De hoofdstraat leidt naar de Piazza Grande, die niet zo groot is als de naam laat vermoeden, maar wel een juweeltje is. Je vindt er onder meer het Palazzo dei Consoli, het veertiende-eeuwse bestuursgebouw van de stadstaat Gubbio. In het paleis waren er destijds zowaar toiletten en een waterleiding, in de middeleeuwen een teken van rijkdom en luxe. In het Museo Civico worden de Tavole Eugubine bewaard, bronzen platen waarop ruim 2.000 jaar geleden in de Umbrische taal de sociale structuren van de stad werden beschreven.

Van de grond

Van op de Piazza Grande heb je een schitterende uitkijk op het landschap. Het brengt ons op ideeën: we zoeken het nog hogerop. Eerste doel: de basiliek van Sant’Ubaldo op de Monte Ingino. Aan de rand van Gubbio loopt er een kabelbaan tot helemaal boven, al zijn de open liftkooien geen pretje voor mensen met hoogtevrees. Te voet of met de auto geraak je er ook. Aan de basiliek wacht je een subliem uitzicht.

Tweede bestemming: de Monte Cucco. Het is alweer een prachtige rit. Hoe hoger je komt, hoe meer de groene heuvels veranderen in een maanlandschap. Al is het zelfs met de auto een helse klim. De onverharde, witte wegen zijn normaal goed berijdbaar in deze streek, maar hier telt de weg meer putten en stenen dan ons lief is. Een tip: niet vertrekken vanuit het dorp Costacciaro, maar wel vanuit Sigillo. In elk geval: de Monte Cucco is een aanrader. Als de wind meezit, kun je op de top toekijken hoe deltavliegers zich in de gapende diepte storten.

De stad van Il Perugino

Op een heuvel boven de Tiber ligt de Umbrische hoofdstad Perugia, ooit een van de twaalf steden van de Etruskische statenbond. Perugia is met zowat 160.000 inwoners weinig meer dan een provinciestad, maar is toch de trotse bezitter van twee universiteiten en een vliegveld.

Voor een bezoek aan het historische centrum laat je de auto het best achter in de parkeergarage aan de Piazza Partigiani. Langs de Via Masi stap je dan tot de Rocca Paolina, een ondergrondse stad die werd genoemd naar haar zestiende-eeuwse bouwheer paus Paulus III. Een reeks roltrappen brengt je naar het centrum, meer bepaald de hoofdstraat Corso Vanucci. Hou daar even halt bij Pasticceria Sandri en geniet in een historisch interieur van zoete lekkernijen. In het Palazzo dei Priori is de Galleria Nazionale dell’Umbria ondergebracht. Er zijn fresco’s te bewonderen van Il Perugino, leermeester van de grote Rafaël. De Corso Vanucci is overigens naar Il Perugino genoemd, want zijn echte naam was Pietro Vanucci. De Galleria Nazionale herbergt ook schilderijen van Piero della Francesca, Fra Angelico en Pinturicchio. Die laatste woonde net als Il Perugino in Perugia.

De heilige van Perugia is San Lorenzo, die er zijn kathedraal kreeg. De gevel van de Duomo San Lorenzo raakte nooit voltooid, maar blijft toch indrukwekkend. Bovendien staat er een monumentale fontein voor: de Fontana Maggiore, een fraai werkstuk van vader en zoon Pisano. Wie verder wandelt komt in een volksbuurt, tegelijk ook de universiteitswijk. Hier proef je zowel het antieke als het middeleeuwse Perugia. Langs steile en pittoreske straatjes bereik je de Etruskische stadsmuren. Ook de Arco Etrusco en de Pozzo Etrusco herinneren aan de Etrusken. We sluiten af in de Via Rafaello en mijmeren in het klooster San Severo bij een fresco van Rafaello en Il Perugino.

Een rustig meer

Lago Trasimeno is met zijn omtrek van 120 kilometer het op drie na grootste meer van Italië. Hier hakte Hannibal de Romeinen in de pan, maar tegenwoordig is de activiteit rond het meer vreedzamer. Lago Trasimeno wordt niet platgelopen door toeristen en dat is de garantie voor rustig vakantiegenot. Het is de perfecte omgeving om te wandelen, te fietsen of te vissen. Ook watersport is populair en in de maneges kun je een tocht te paard boeken. Zeventien strandjes lokken in de zomer tal van badgasten. Drie eilandjes steken de neus boven het wateroppervlak. Twee ervan, Isola Maggiore en Isola Polvese, zijn bereikbaar met een overzetboot. Op Isola Polvese vind je een kasteel, een klooster, een tuin met waterplanten en een educatief milieupark. Opgepast: de overzetboten varen niet in het laagseizoen. Aardige stadjes aan het meer zijn Passignano en Castiglione.

Lekker lekker

Een reis hoort afgesloten te worden met een hoogtepunt: we trekken naar het dorp Panicale, gelegen op een flink uit de kluiten gewassen heuvel ten zuiden van het Lago Trasimeno. Op het dorpsplein Piazza Umberto I vlijen we ons neer op het terras van Lillo Tatini. Gastvrouw Patrizia is volledig uit charme opgetrokken, haar spontane vriendelijkheid is geen pose. Vanzelfsprekend komt er vis uit het Trasimeense meer op tafel. De keuken is Umbrisch met verrassende, eigentijdse toetsen. Ons oog valt op een bordje aan de muur: ‘Siamo stati cacciati del Paradiso per aver mangiato, non per aver bevuto’ (We zijn uit het paradijs verjaagd om te hebben gegeten, niet om te hebben gedronken). Het dessert is een voltreffer: zes soorten sorbet, opgediend in hun oorspronkelijke vruchten en noten. Zo komen we in Umbrië toch dicht in de buurt van het paradijs.

Onze GRANDE reporters stellen volgend(e) hotel(s) voor in deze streek

Grande hotels

"

Aan het Lago Maggiore in Stresa, Italië is het heerlijk ontspannen in het vijfsterrenhotel Villa e Pallazo Aminta.

..."
GRANDE reporter Gert Van Wichelen
bezocht dit hotel en schreef:
"
Villa d'Amelia is een stijlvol en hedendaags hotel, 15 kilometer ten zuiden van Alba.
..."