Reportagetip: Avontuurlijke roadtrip door Nieuw-Zeeland

Een oud land met een jong landschap, dat is Nieuw-Zeeland. Maar wat een landschap: rotsen van zeshonderd miljoen jaar oud, gigantische nationale parken en adembenemende meren en rivieren. Het eiland is natuurlijk ook de thuis van de Maori’s. Zij noemden het Aotearoa ofwel ‘het land van de witte wolk’. Na een maand lang met een kampeerwagen zesduizend kilometer door het land gezigzagd te hebben, dopen wij Nieuw-Zeeland ‘het land van de zeldzame puurheid’.

Met de camper op weg

Nieuw-Zeeland is waarschijnlijk het beste campervakantieland ter wereld, vanwege de talrijke voorzieningen – zoals grotere parkeerplaatsen – en het veelzijdige aanbod van zeer goed uitgeruste motorhomes. Campingplaatsen zijn er in overvloed en zeer dikwijls mooi gelegen. Ook belangrijk: de andere autobestuurders tolereren de tragere campers met de glimlach. Niet één claxonstoot gehoord op onze zesduizend kilometer lange tocht. Perfecte omstandigheden dus.

Kortom, ook wie geen ervaring heeft met dit type reizen (gelanceerd door de naoorlogse Amerikaanse vakantieganger), kan hier probleemloos de campervuurdoop ondergaan. Slechts enkele weetjes en wat gezond verstand zijn vereist. De wegen zijn uitstekend, alleen verkijken velen zich op de grote afstanden.

Verbluffende natuurpracht

Je kunt Nieuw-Zeeland moeilijk een populaire bestemming noemen. Wat weten we tenslotte? Dat het effectief 24 uur vliegen is, dat het tijdsverschil 12 uur bedraagt, dat de Maori’s fascinerende tattoos hebben en elkaar groeten door de neuzen tegen elkaar te drukken, dat de kiwi’s ervandaan komen, dat de Lord of the Rings-films er gemaakt zijn, dat ze er bungeejumpen, dat hun zeilboten van wereldklasse zijn en dat het nationale rugbyteam The All Blacks bijna heilig verklaard is.

Correct. Maar Nieuw-Zeeland is natuurlijk zoveel meer. Het is een fascinerend land, niet in de laatste plaats vanwege de pure multiculturele aspecten. Maar bij iedere reiziger zal de verbluffende en adembenemende natuurpracht de sterkste indruk nalaten. Bij deze: een poging tot kennismaking: van Cape Reinga tot Bluff, en dus van noord tot zuid. Kia Ora! Welkom.

Even doorbijten…

Yes, na 24 uur vliegen zijn we er: Auckland, de City of Sails. Frisse lucht, wind, zon. Wow. We wandelen slaapdronken naar de America’s Cup-jachthaven en bestellen een lichte maaltijd. Na een afzakkertje in de gedesignde hotelbar kruipen we doodmoe onder de wol. In Europa moet de dag nog beginnen, maar onze kaars is uit. Twaalf uur tijdsverschil: het maximum. Verder kun je niet. Morgen begint de reis pas echt, dan halen we de motorhome op. Kamperen is in en wie het een ietsje luxueuzer wil, huurt een huis op vier wielen. Glamping heet het, glamorous camping. Sweet dreams!

Rijdend hotel van bijna vier ton

“Hoe langer onderweg, hoe kleiner hij wordt”, lacht het baliemeisje van Wilderness Motorhomes. “Vergeet de gasflessen niet dicht te draaien en let op je hoogte. Oh ja, draai je bochten niet te scherp, want dan ben je je slaapkamer kwijt.” Ik krijg een vriendelijk schouderklopje. There we go. Ik gooi de Fiat in Drive, kies het linkervak en stoom Highway 1 richting Shelly Beach op. De juffrouw had gelijk: dit ding rijdt zichzelf. Oké, een sportwagen is het niet, maar dat is ook niet de bedoeling. 

Onze route: vanuit Auckland richting Great Exhibition Bay, dan in een brede lus terug en via Coromandel en Gisborne tot Lower Hutt. Pakweg tien dagen. De eerste dagen zijn er om te acclimatiseren. Wijntjes kopen bij Kumeu, hapje eten in Mahurangi Resto. Een dag is snel gevuld als je hem niet vol probeert te proppen. Afstand nemen van de rat race. 

Langs bij Lord of the Rings

De wereldwijde aandacht voor de filmtrilogie The Lord of the Rings is een voorbeeld van het succes van Nieuw-Zeeland als filmlocatie. Het verhaal is bekend: het adembenemende, zeer gevarieerde landschap lokt producenten, regisseurs en filmsterren uit alle windstreken. Ook wij kunnen de hype niet weerstaan en lassen een laatnamiddag-filmstop in. In de glooiende velden van de Hinuera-vallei ten zuidoosten van Matamata werden de scènes van Hobbiton en de Shire gefilmd. De Shire speelt een rol in het begin en op het einde van de trilogie. Eigenlijk zou je nu ter plaatse de desbetreffende stukjes moeten kunnen bekijken en vergelijken.

Koffie en rotte eieren

Rotorua, het hart van het Noordereiland, staat voor bubbelende modderpoelen, spuitende geisers en de Maoricultuur. Niet te verwonderen dat deze stad uitgroeide tot een populair toeristisch centrum. We kiezen meteen voor de spectaculairste site: Wai-o-tapu Thermal Wonderland. Het domein beslaat zo’n achttien vierkante kilometer, waarvan slechts een klein gedeelte open is voor toerisme. De eerste vulkanische activiteiten gaan 150.000 jaar terug in de geschiedenis. Het park is een beschermd reservaat en het grootste thermisch actieve gebied van de Tauporegio. De aanblik is verbluffend: ingezakte kraters, koude en kokende poelen van water, modder en stoomwolken, fluorescerende kleuren… Dit is de speeltuin van Satan.

“De thermische activiteit vormt een zeer bijzondere attractie”, zegt gids Jane. “En niet zonder gevaar. Daarom hebben we een afgebakend wandelparcours van vijf kilometer uitgestippeld. Het is niet toegestaan het pad te verlaten of steentjes te gooien.” De waterafvoer in het gebied loopt via de Wai-o-tapu-stroom. Vanwege de hoge concentratie chemische verbindingen kunnen er geen vissen leven. De belangrijkste kraters hebben ondertussen wel een klinkende naam gekregen: Huis van de Duivel, Regenboogkrater, Inktpot van de Duivel, Schilderspalet, noem maar op.

Maar dé blikvanger is de Lady Knox Geiser, met een dagelijkse eruptie rond 10.15 uur. De geiser werd ontdekt in 1896 en spuit elke dag 27.000 liter water twintig meter hoog de lucht in. Wanneer we na de wandeling snakken naar een ‘long black’ koffie, blijkt een plaatsje op het terras geen goed idee. De wind is aangewakkerd en de buurt gaat gebukt onder de geur van rotte eieren. “Waterstofzwavelgas”, zegt Jane. “Je raakt er nooit aan gewend.” Daarom noemt men Rotorua ook weleens ‘Rottenrua’.

Ingewikkelde cultuur

Rotorua is de beste plek in Nieuw-Zeeland om van de Maoricultuur te proeven, voor veel Europeanen een onbekende leefwereld. Nergens in Nieuw-Zeeland zijn zoveel uitingen van deze cultuur te zien als hier. De Maori’s, de bewoners van de Zuidzee-eilanden, ontdekten Nieuw-Zeeland. Vandaag maken ze nog twaalf procent van de bevolking uit. Hun aantal neemt flink toe dankzij sterk verbeterde leefomstandigheden en een hoog geboortecijfer. Negentig procent van hen woont op het Noordereiland.

De Maori’s hebben tientallen jaren hun cultuur verwaarloosd omdat ze meenden dat die ondergeschikt was aan die van de Europeanen: de blanke kolonisten waren immers veel succesvoller dan zij. Maar nu is de Maoricultuur helemaal terug van weggeweest. De zon staat laag wanneer we de Government Gardens in het centrum van Rotorua binnenrijden. Het mooie park met zijn talrijke croquetvelden en bowlinggazons ligt er verlaten bij. Het Bath House – een statig optrekje in tudorstijl, nu een museum – baadt in het goudgele avondlicht.

Omdat het nog warm is, en mooi, en al laat, besluiten we vanavond vrij te kamperen. We zoeken een rustig plekje aan het X Point, klappen de stoeltjes en het tafeltje open. Mijmerend en met een glas riesling in de hand zien we de zon zakken in het water.

Art Deco in Napier

De Thermal Explorer Highway is een mooie panoramische route die ook Taupo met Napier verbindt. De verwondering slaat weer intens toe: wat een land naar ons hart! Voor het tweede deel van deze reis bollen we richting Hawke’s Bay, dat hard op weg is een prominente wijnstreek te worden. Het doel van vanavond is Napier, een nostalgisch kustdorp vol art-decogebouwen, gebouwd nadat een aardbeving van 7,9 op de schaal van Richter in 1931 de stad platlegde. Napier heeft uitstraling. Het is een levend monument, er zijn maar weinig plaatsen ter wereld waar je zoveel pastelkleurige art deco-optrekjes in goede staat kunt bewonderen. We parkeren op het einde van Hastings Street – toch handig dat er hier speciale camperplaatsen zijn – en trekken te voet door de wijk. De Daily Telegraph Building, het Criterion Hotel, de A&B Building, de collectie is oogverblindend en opmerkelijk goed onderhouden.

Naar het zuiden

We zijn tien dagen ver. Vanochtend hebben we met de Interislander-veerdienst de Cook Strait (de plaats waar de Tasmanzee en de Grote Oceaan op elkaar stoten) overgestoken. Alleen de route zelf is de oversteek al dubbel en dik waard, omdat het laatste deel dwars door de Marlborough Sounds gaat, een ongerept natuurgebied bestaande uit een wirwar van eilanden, schiereilanden en fjorden. En nu genieten we van een exquise lunch in het roemrijke wijnhuis Cloudy Bay, zeer waarschijnlijk de meest gehypete sauvignon blanc van Nieuw-Zeeland. Het familiebedrijf werd in 1990 gekocht door het Franse Veuve Clicquot en sindsdien is het hek van de dam. Hoe dieper we op het Zuidereiland vorderen, hoe spectaculairder het wordt. Kaikoura bijvoorbeeld, een vissershaven tweehonderd kilometer ten noorden van Christchurch, wordt als ‘s werelds beste locatie voor walvistoerisme beschouwd. De kans er een potvis in levenden lijve goeiedag te kunnen zeggen, is groot. Zeer groot. Wij hadden geluk!

Zwarte en gele goud

De volgende dagen doorkruisen we ‘Klein Zwitserland’ om daarna via Highway 6 de ruige westkust van het eiland te bereiken. Deze route wordt ook weleens het ‘spoor van het zwarte en gele goud’ genoemd, en dat heeft alles te maken met een groot kolengebied dat zich ten oosten en ten noorden van de havenstad Westport uitstrekt. Nog zuidelijker in Charleston werd dan weer goud gevonden en zo was de bijnaam een feit. Nieuw-Zeeland van zijn zwartste en meest glimmende zijde dus, al zijn we vooral onder de indruk van het jonge gebergte en de zandbanken in de Buller River, die we bijna een halve dag gevolgd hebben.

De hoofdschotel van de dag is de opwindende kustweg zelf. We hebben het getroffen: vandaag is de Tasmanzee opmerkelijk woelig. Bijzonder onstuimig wordt het rond de Pancake Rocks, die als enorme stapels pannenkoeken uit de zee oprijzen. Wie zich te dicht waagt, riskeert een nat pak. Hoewel Nieuw-Zeeland geografisch een relatief jong gebied is (wat is 230 miljoen jaar als je bedenkt dat de aarde 4,7 miljard jaar geleden ontstaan is), zouden deze rotsen zowat dertig miljoen jaar geleden gevormd zijn, amper zeventig miljoen jaar nadat de landmassa zich boven water gehesen heeft.

De kiwi-Alpen

We gaan de derde week in en de Southern Alps komen in het vizier. Dit is de ruigste hoek van Nieuw-Zeeland, met twee gletsjers als kers op de taart. “Franz-Jozef is de grootste, maar de Foxgletsjer, twintig kilometer zuidelijker gelegen, is mooier en je kunt er ook dichter bij”, had de campingeigenaar ons gisteren meegegeven. Spijtig genoeg is het erg mistig vandaag. We geven toe dat het cliché ‘In Nieuw-Zeeland beleef je de vier seizoenen per dag’ de waarheid is. We duffelen ons in de Gore-Tex en starten de klim naar de vijf kilometer verderop gelegen gletsjermonding. Deze buurt behoort tot het Westland National Park, een regio die zich van de stranden aan de Tasmanzee tot de oostelijke bergtoppen van de Zuideralpen uitstrekt. In de volksmond spreekt men van ‘het eeuwige ijs’, waar de wolken meestal laag hangen.

De Foxgletsjer werd vernoemd naar een minister-president van Nieuw-Zeeland en toont zich aan het publiek met een door puin bedekte brede monding waarboven als een slang de blauwe pakken ijs opgestapeld liggen. Beneden is het een pure woestenij van rotsen en steenblokken, waardoor stroompjes van smeltwater tomeloos hun weg zoeken. Stevig schoeisel en regenkledij zijn een must, omdat vorst en waterschade de wandelweg niet bepaald prettig maken.

God’s own country

Het afscheid van de ijsmassa’s en met sneeuw bedekte toppen is langgerekt. Steeds weer steken we riviertjes met schuimend smeltwater over wanneer we koers zetten naar de Haast-pas. Het regenwoud langs de kustweg is diepgroen. Voorbij de brug over de Haast River, de langste brug met één rijbaan van Nieuw-Zeeland, maakt Highway 6 een bocht van 90 graden om het binnenland in te gaan. Deze pas vormt de water- en weerscheiding tussen het Westland en Otago en het is nauwelijks te geloven dat men met de aanleg van de route tot 1921 gewacht heeft. Toen pas ontwaakte het zuidelijke deel van het Zuidereiland uit zijn slaap. Op amper tien kilometer klaart de hemel van grijs naar blauw en klimt de temperatuur van vijf naar vijftien graden. In hemdsmouwen rijden we Wanaka binnen, het Monte Carlo van Nieuw-Zeeland.

Vervolgens begeven we ons naar het toeristische centrum van het land: Queenstown, dat zichzelf uitriep tot adrenalinehoofdstad van de wereld. We toeren door de mooie vlaktes van Cardrona. Rond het middaguur rijden we Queenstown binnen. De ene vindt dit het mooiste vakantieoord van Nieuw-Zeeland, de andere noemt het een toeristische schandvlek voor het land.

We springen op de TSS Earnslaw, een antieke maar perfect functionerende stoomboot uit 1912 die rondvaarten op het Wakatipu-meer maakt. De vaart wordt opgeluisterd door een goed gehumeurde tante Betty, die de sfeer erin houdt met live pianomuziek. Al gaan de klanken regelmatig verloren in het lawaai van de loeiende oven, goed voor één ton steenkool per uur, de pret is er niet minder om. De Aussies zingen de longen uit hun lijf, de Japanners lachen en fotograferen. Wij verkiezen een zitje op het buitendek en met de wind in de haren genieten we andermaal van een mooi panorama.

Actie!

Pas wanneer we de twee populairste attracties van de stad opzoeken, toont Queenstown zijn ware gelaat. De eerste stop is de kloof van de Kawarau-rivier, meer bepaald de Suspension Bridge, waar Henry Van Asch de bezoekers uitnodigt tot een salto mortale van 43 meter naar beneden. Henry etaleert zich als de uitvinder van het bungeejumpen en voor vijftig euro mag je je naar beneden storten, weliswaar beveiligd met dikke rubberen lijnen. Je moet alleen vermelden of je al dan niet het water wilt raken. Wij bestellen enkel koffie en nestelen ons op het terras. Busladingen bezoekers komen aan en allemaal willen ze de spectaculaire waanzin ervaren. Voor de ene is het een langverwachte droom, voor de andere een weddenschap die ze amper twee minuten geleden afsloten.

Wanneer we een jong meisje tien minuten met zichzelf zien discussiëren tot ze bevend wordt afgevoerd, besluiten we dat het genoeg is geweest en zoeken we het andere avontuur op: de jetboats. Ook hier in Arthur’s Point is het al kicks wat de klok slaat. Vanaf het bezoekersterras zien we de boten, 100.000 dollar per stuk, voorbijschieten voor een tochtje van een halfuur dat op de schreeuwerige reclames omschreven wordt als ‘adembenemend’. De vaartuigen scheuren immers met een verschrikkelijke snelheid rakelings langs uitstekende rotspunten, wringen zich door nauwe kliffen en vergasten je tot slot op een ware ‘360 graden’-pirouette.

Kortom, je moet vertrouwen op de man achter het stuur, meestal een eersteklasmacho die je steevast welkom heet met het grapje ‘Dit is voor mij ook de eerste keer’. De jetboat (een boot zonder schroef en diepgang maar uitgerust met een turbinepomp) is trouwens een Nieuw-Zeelandse uitvinding uit 1953. Het is gepatenteerd en sindsdien is deze rivier een goudmijn. Wie van dit alles wil proeven, moet weten dat Queenstown, waar alles sneller, hoger, verder en meer is, al snel een financiële aderlating kan worden. Goedkoop is hier alleen het wandelen.

De zingende Sounds

Geef ons dan maar de Doubtful Sound. Wie deze Sound niet gezien heeft, heeft Nieuw-Zeeland niet gezien. Vanuit Arrowtown zijn we vroeg vertrokken voor de twee uur durende rit naar ‘Pearl Harbour’ (!) in Manapouri, vertrekplaats van een tweedaagse minicruise in de Doubtful Sound. Eigenlijk is de Milford Sound veel bekender, maar daarin schuilt net het hele probleem. Te druk ondertussen en de rederij Fiordland Travel, die het monopolie heeft voor excursies in het Fiordland National Park, heeft andere zones aangeboord. De Sounds zijn wereldklasse en daarom zijn er jaarlijks evenveel kiwi’s (de bijnaam van de Nieuw-Zeelanders) als internationale bezoekers.

Zo’n reputatie waarmaken is niet gemakkelijk en we hebben dan ook hoge verwachtingen als we inschepen aan boord van de Navigator, een vaartuig in de vorm van een piratenschip en goed voor zestig gasten. De regen valt met bakken uit de lucht, maar dat is hier niet uitzonderlijk. Het weer is dikwijls de spelbreker, al blijkt de 6.000 millimeter water per jaar nog altijd beter dan een warme dag. Want dan maken de ‘sandflies’ (gesofisticeerde muggen die niet van ophouden weten) je het leven zuur. De wolken hangen dreigend laag, maar de indrukken van de veertig kilometer lange fjord met verdoken baaien zijn werkelijk uniek. Ondanks het rotweer schaart bijna iedereen zich op het bovendek.

We trotseren wind en regen en kijken naar de steile bergen, de keavogels en de colonnes vogels die in de spleten van de rotsen broeden. Als de schipper er ons attent op maakt dat dolfijnen mee met het schip optrekken en zich net voor de boeg van het schip ophouden, kan de dag niet meer stuk.

Het vliegende dessert

Van Manapouri naar Mount Cook National Park langs Cromwell, Omarama en Twizel: goed voor 425 kilometer met de camper. Opnieuw wordt ons duidelijk over welke unieke planten- en dierenwereld dit eiland beschikt. We rijden langs reuzenvarens, steppes en halve woestijnen. Het ene moment staat de zon hoog boven de hemel, een halfuur later krijgen we hagelbollen zo groot als knikkers over ons. Hoe noordelijker we vorderen, hoe dramatischer het weer wordt. We rijden moederziel alleen over kronkelende wegen. Nu en dan kruisen we een pick-uptruck of een lijnbus. Voor de rest is het de natuur en wij.

Ten noorden van Twizel (een kruispunt van wegen met twee benzinepompen en een snackbar) overschouwen we een onweer in het Ben Ohau-gebergte. Door de smalle lichtstrook op de bergtoppen zien we de bliksem in alle richtingen schieten. Wanneer we het bergstation Mount Cook Village binnenrijden, valt langzaam de avond.

Morning, sir! Iets voor tien uur staan we in het kantoor van The Helicopter Line. De piloot bevestigt dat er zeker gevlogen wordt, maar dat het nog iets te vroeg is. “Zeer waarschijnlijk is over een uur alle bewolking weggetrokken,” zegt hij van achter zijn gouden Ray-Ban, “en dan gaan we ervoor.” Waarom ze alleen met een heldere hemel willen vliegen, ondervinden we iets voor het middaguur – dan maakt de heli een tussenlanding op een bergpiek in de volle sneeuw. Deze gletsjerlanding is de blikvanger van de excursie, maar ze is alleen mogelijk bij perfecte weersomstandigheden, omdat er puur op het zicht gevlogen wordt. Voor de veiligheid blijft de rotor draaien terwijl wij tien minuten foto’s maken en sneeuwballen gooien met de piloot. Na een ommetje rond de 3.756 meter hoge piek van Mount Cook (die oorspronkelijk Aorangi heette, of ‘de berg die door de wolken stoot’) staan we 45 minuten later weer op de grond. Wow.

Bijna honderd uur gereden

We verlaten Mount Cook en kiezen de oostelijke Highway 79 naar Lake Tekapo. Na een verplichte fotostop rond de Church of the Good Shepherd vorderen we langzaam tot Highway 1. Ook de natuur neemt afscheid. Van de witte bergtoppen en de blauwe meren in het hart van het land rijden we via de glooiende groene heuvels tot aan de oostkust, waar het landschap niet alleen plat, maar vooral verstedelijkt is. Hoe dichter we Christchurch naderen, hoe drukker het wordt. Opnieuw zien we verkeerslichten, dat was dagen geleden, en kleine flatgebouwen. In de groene buitenwijken van Queenstown brengen we de laatste nacht door. Over de wijn hoeven we niet lang na te denken: Pegasus Bay Pinot Noir, dezelfde fles waarmee het vier weken geleden allemaal begon!

Onze GRANDE reporters stellen volgend(e) hotel(s) voor in deze streek

Grande hotels