Reportagetip: Cruisen langs de Amalfikust

Het Amalfitaanse schiereiland met z’n diepe ravijnen en unieke berg- en kustdorpen is het perfecte decor voor een miniweekje onversneden vakantie. En het vulkanische miljonairs- en love-eiland Capri krijg je er als ‘dolce’ bovenop.

Costiera Amalfitana

Wie de Amalfitaanse kust rondtrekt, doet dat meestal in wijzerzin. Het is de drukste optie, maar je hebt een betere uitkijk op de panorama’s en rotsen in plaats van het ravijn naast je. De kustweg – SS163 in de volksmond en ook wel bekend als ‘het Blauwe Lint’ of ‘Nastro Azzurro’ – is slechts vijftig kilometer lang. De bouwopdracht kwam van Giuseppe, Napoleon Bonapartes oudste broer, en de werken werden voltooid in 1853.

Vertrekpunt is Zuid-Pompeï om daarna via Salerno de roemrijke bergweg ‘Costiera Amalfitana’ rond de Monti Lattari te verkennen. Althans dat was het plan, maar dat was buiten de zondagsfiles gerekend. Wat moet het zalig zijn om deze bloedmooie route zonder tegenliggers of overmoedige buschauffeurs te kunnen afbollen.

Amalfi is een markante nederzetting. Het stadje lijkt wel aan de steile hellingen te hangen, spelend met de zwaartekracht alsof het elke minuut kan begeven. Amalfi ging in 1135 ten onder nadat Pisanen de stad hadden geplunderd. Dat zou hen geen tweede keer overkomen. Het ambitieuze vissersdorp groeide uit tot ’s lands belangrijkste zee-republiek, inclusief eigen munt en meer dan tachtigduizend inwoners. Handelen werd hét toverwoord, met exotische luxeartikelen zoals koffie en Byzantijnse tapijten als specialiteit. Die sfeer is nooit helemaal weggegaan, blijkt uit het overaanbod van winkeltjes.

Wie zich in Amalfi niet tot de gebruikelijke hoofdstraat Via Lorenzo d’Amalfi wil beperken, moet bergschoenen meenemen: al de rest is flink klimmen. De Valle dei Mulini is letterlijk adembenemend, maar zeker niet te onderschatten. Perfect om te bekomen van de klim zijn de vele ‘bella donna’-terrasjes met uitzicht op de unieke voorgevel van de Duomo Sant'Andrea. De kathedraal is de belangrijkste bezienswaardigheid en overklast stoutmoedig het bescheiden gelijknamige centrale pleintje.

Ravello: parel van de Amalfikust

De afstand van het spierwitte, minimalistische Casa Angelina-hotel tot Ravello bedraagt circa 20 kilometer. “Maar dat kost je minimum een uur”, lacht de conciërge. De man zal gelijk krijgen: vooral de laatste acht kilometers – waar de bergweg zo smal wordt dat er beurtelings verkeer via lichten georganiseerd wordt – zijn een kleine ramp. Het lijkt wel de processie van Echternach: twee kilometer vooruit, één kilometer terug. Bussen die de haarspeldbochten niet in één keer kunnen nemen, maken van het slingercircuit één grote ‘miseria’. Maar boven wacht de beloning. Het is een betoverende plek vol pleintjes, smalle straten, steile steegjes en een mengelmoes van architectuur.

Het overdekte terras van Bar Calce op de Piazza Duomo serveert fantastische cappuccino en het is er genieten onder een straalblauwe hemel van een huwelijksstoet die zich vormt rond de trappen van de kerk. Opgesmukte dames roken nog snel een sigaret terwijl de heren in streepjespak en opvallende das een dringend telefoontje plegen. Alhoewel Ravello steeds in één adem met Amalfi en Positano wordt genoemd, onderscheidt het zich. Ravello ligt namelijk niet op zeeniveau, maar 350 meter hoger in de bergen. Het dorp was ooit het toonbeeld van een niet-inneembare Romeinse kolonie, hoog boven het vissersvolk, omgeven door stadsmuren en natuurlijke rotspunten.

Vandaag is het een slenterdorp met fascinerende smalle steegjes, maar vooral twee imponerende villa’s springen in het oog. Absolute topper is Villa Cimbrone, rustpunt voor estheten en kunstliefhebbers. Het ommuurde Moors-Siciliaanse landhuis beschikt over een grote rozentuin met verhoogde priëlen, die uitgeeft op de Ravello-piek. Van hieraf kijk je uit op een natuurlijk panorama versterkt door een zwevend terras met spierwitte borstbeelden, vijfhonderd meter boven zeeniveau. Deze belvedère, ook wel het Oneindig Terras genoemd, is legendarisch. Een Britse Lord zwoer er ooit de mooiste plek op aarde van te maken en inviteerde prompt de literaire fine fleur van die tijd, waaronder Virginia Woolf.

Ook Dali deed er inspiratie op, recenter was auteur Gore Vidal er vaste klant en Greta Garbo ontmoette hier stiekem haar minnaar. Toen de Lord stierf, deed de verloedering snel zijn intrede. Maar sinds een lokale familie het domein kocht, ligt alles er weer netjes bij. De villa fungeert sindsdien ook als discreet hotel waar je in de originele frescokamers kan logeren. Voor de prijs van 6 euro mogen we de hele dag blijven, net zoals alle poëten en artistieke zielen, mijmerend uitkijkend over de Golf van Salerno. Amerikaans auteur en Nobelprijswinnaar John Steinbeck schreef hierover: ”Een droomplek die onwerkelijk aandoet wanneer je er bent, maar verleidelijk echt is wanneer je bent vertrokken.”

Verticale stad bij uitstek Positano

Op de overdrukke, rumoerige weg naar het stadje Positano overvalt ons een retrogevoel. Hunkerend naar een vintagesfeer, zouden we het liefst van al de stad verkennen per Vespa. Positano is een sprookjesachtig gehucht dat, nog veel meer dan Amalfi, verbazingwekkend verticaal opgetrokken is. Het sowieso al beperkt toegelaten verkeer slingert zich de klok rond, colonnegewijs rond beide heuvels, schurkend tegen de rotsen en de wandelaars. De popularisering van de auto is geen goede zaak geweest voor Positano. Vroeger een buitengewoon fotogenieke stad die de perfecte ansichtkaart benadert, maar nu is fileleed er een epidemie. Hoe negatief dat ook mag klinken, toch is het kleurenplaatje aan gevels tegen de berg al decennialang het toevluchtsoord voor beroemdheden en cultuurreizigers.

Ooit was het een onooglijk vissersdorp met een arme bevolking. Vandaag is het een steeds uitverkochte bestemming. Vierduizend inwoners, één straat, meer dan honderd hotels: van een toeristische invasie gesproken... Positano heeft dan misschien door het pieken van het georganiseerde toerisme wat van zijn authenticiteit – en onschuld – verloren, wanneer we vanop de invalsweg het dorp aanschouwen, weten we meteen waarom we hier zijn. De structuur van dit kliffencollectief is uniek, best te vergelijken met de miniatuurdorpjes die naast speelgoedtreintjes gebouwd worden. Dit is een triomf van menselijke vindingrijkheid. Welke richting je ook kiest, uiteindelijk leiden eindeloze reeksen trappen je tot de Duomo en het wat lager gelegen zwarte zandstrand. Magnifico! De drukte en de beperkte oppervlakte maken het niet de ideale plek om te zonnen, maar met de rug naar de zee krijg je wel een indrukwekkend perspectief voorgeschoteld. Van hieruit zie je de Positano-blokkendoos op z’n best. Al zal ook de zee niet teleurstellen. Volgens de Griekse mythologie zongen de sirenes zo mooi op Li Galli, de rotsachtige uitstulping vlak voor de kust van Positano, dat Odysseus de oren van zijn bemanning en van zichzelf dichtstopte met was en zichzelf vastbond aan de mast om aan hun verleiding te weerstaan.

Populair Sorrento

Denk tweemaal na als je ‘s middags met de wagen Sorrento in wil. De stad wordt op dat moment deels autovrij gemaakt en overgenomen door scooters. Ondanks de palissades en vele Grand Hotels zal niemand ontkennen dat deze wat grotere stad bijzonder druk kan zijn. Dat is bekend uit liederen en literatuur, en het is al een verblijfsvakantieoord sinds de achttiende eeuw. De massa's cruisetoeristen doen daar nog een schepje bovenop. Toch hebben de oude straatjes, en vooral de visserswijk, nog niet zoveel van hun charme verloren, al moet je dan wel de traditionele paden van de tourgidsen handig ontlopen. Die nemen immers hun Amerikaanse cruisegangers op sleeptouw langs steevast dezelfde route. Vaste startplaats zijn de artisanale limoncello-huizen. Daar kan dat citroenlikeurtje verrassend hard aankomen.

Een ander Sorrentijns fenomeen: de huwelijken. De stad bulkt van de kersverse bruidsparen en kleine kerkjes die allemaal maanden op voorhand zijn volgeboekt. “Alleen al de Britten tekenen hier voor vijfhonderd huwelijken per jaar”, schrijft Nino Miniero, directeur van de lokale toeristische dienst, in het voorwoord van een stadsfolder. Wandelend door de oude stad aanschouwen we de ganse namiddag, non-stop, huwelijken. De Italiaanse merken vieren hoogtij: snelle Italianen in avondkledij en geurende merkparfums razen voorbij in Maserati’s, Alfa’s en Lancia’s of rijden af en aan met bruiden en schoonmoeders.

Het terras van Hotel Excelsior Vittoria nodigt uit om bij valavond iets te drinken. Hier draaide onder meer Sophia Loren ontelbare filmtakes. Het historische hotel, niet meer dan een riante patriciërswoning met tuin, geniet de reputatie ‘the best Grand Hotel in town’ te zijn. Alleen al het aperitivo-terras met prachtig uitzicht verdient een ster. In de luwte van de oude cipressen drinken we een glaasje gekoelde limoncello, ver weg van alle piazza-drukte met wildgebarende agenten en prikkelbare chauffeurs. Als Sorrento een land zou zijn, had het zeer waarschijnlijk een vlag in blauw-en-wit-schakeringen, de kleuren van de zee en de lucht.

Capri… c’est fini!

Città del dolce far niente, zo doopte keizer Augustus destijds Capri. Wie de mondaine bergstad van het heilige nietsdoen wil bezoeken, moet daarvoor de veerboot op en een korte oversteek wagen op de Tyrrheense Zee. Sorrento is de logische vertrekhaven: rechtstreeks vijfentwintig minuten varen aan een dure halve euro per minuut, per persoon.

Het is heet en druk wanneer we op het legendarische eiland in de Marina Grande aan wal springen. Het overgrote deel van de medereizigers duikt meteen een andere boot in, onderweg naar de Grotta Azurra, een sprookjesachtige rots waar het zeewater een vreemdsoortig blauwe kleur aanneemt. Het is een van de 65 grotten van het eiland. De Grotta Azurra of Blauwe Rots behoorde volgens de lokale geschiedenis toe aan keizer Tiberius, een groot liefhebber van de spookachtige eenzaamheid.

Capri is altijd de verblijfsplaats bij uitstek van het ‘luxetoerisme’ gebleven. Onder andere iconische Fiat-baas Agnelli kwam hier pronken met Jackie Kennedy achtervolgd door paparazzi. Ook deze zonovergoten ochtend is dat nog steeds zo wanneer immense yachts met vlaggen uit de Bahama’s sierlijk de zee op varen, vergezeld door de geur van ontkurkte champagne en met oogverblindend kleine bikini’s op het bovendek. Maar hoe decadent en glamoureus de plek ook lijkt van veraf, wanneer we naar Capri ‘downtown’ rijden, blijkt het plots een eenvoudige plek.

De chauffeur van onze cabrio-taxi wrijft met een stukje keukenpapier nog snel de zetel van z’n presidentiële Fiat oldtimer schoon. Sarcasten omschrijven Capri wel eens als ‘een rots met dure cafés en poepchique winkels waar shop-till-you-drop de hoofdactiviteit is.’ Dat klopt en daar komt het merendeel van de blitzbezoekers ook voor: even snuiven van het Saint-Tropez van Italië. De duurste merken startten niet voor niets hier boetieks op en luxehotels hokken ook samen op enkele vierkante kilometers met een bepaalde reden.

Meerwaardezoekers beweren dat er een ander Capri bestaat: Anacapri, het kleinere en hoger gelegen broertje. Voordat de weg in 1877 werd aangelegd, was dit inderdaad een geïsoleerd bergdorp. Nu is het nog steeds meer bescheiden dan de rest van het eiland, maar ook hier vind je vlagen van de luxewind.

Geen nood, er is een cultureel alternatief. We bezoeken de Villa San Michele, woonhuis annex museum van de Zweedse dokter Axel Munthe. Geboren in 1857 studeerde hij in Frankrijk en reisde hij in 1884 naar Napels om er te helpen bij het bestrijden van de pest. In 1893 werd hij privé-arts van kroonprinses Victoria van Zweden. Dat mondde uit in een relatie en het koppel trok zich terug op Capri. Victoria stierf in 1930, Dokter Munthe 19 jaar later. Munthe was zich met de jaren meer met literatuur gaan bezighouden en schreef ook veel over het leven op z’n geliefde Capri. Over zichzelf pende hij neer: “Ik was geen goed dokter, maar een succesvol dokter.” Naast het museumaspect willen de reizigers vooral z’n tuin bezoeken die hoog boven de zee uittorent.

Op de terugweg naar de haven komen we in een piepkleine stadsbus terecht. De chauffeur laat voor de vele Franse gasten de wereldhit ‘Capri c’est fini’ van Hervé Vilard uit 1965 loeihard uit de boxen galmen. Gecharmeerd door de meezinger wandelen we de haven uit terwijl buiten langzaam de zon ondergaat. ‘Capri, c’est fini, et dire que c'était la ville de mon premier amour…’

Het idyllisch gelegen Hotel Il San Pietro di Positano is zo gebouwd dat het letterlijk gedeeltelijk in de rotswand verdwijnt. Het apero-terras met een panorama van 180 graden is legendarisch.
Onze GRANDE reporters stellen volgend(e) hotel(s) voor in deze streek

Grande hotels

"

Aan het Lago Maggiore in Stresa, Italië is het heerlijk ontspannen in het vijfsterrenhotel Villa e Pallazo Aminta.

..."
GRANDE reporter Gert Van Wichelen
bezocht dit hotel en schreef:
"
Villa d'Amelia is een stijlvol en hedendaags hotel, 15 kilometer ten zuiden van Alba.
..."